Artikel 185 WVE bepaalt – kort gezegd – dat de bestuurder van een motorrijtuig (automobilist) voor de schade die hij bij een verkeersongeval heeft toegebracht aan niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemers (fietsers/voetgangers) aansprakelijk is, tenzij sprake is van overmacht.

Artikel 185 WVW: ruimer begrip overmacht?

Van overmacht is slechts sprake indien de bestuurder van het motorvoertuig ‘rechtens geen enkel verwijt’ kan worden gemaakt ter zake de wijze waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen. Dit is slechts in (zeer) uitzonderlijke gevallen aan de orde; de lat voor het aannemen van overmacht ligt hoog. De bestuurder mag zelf geen enkel verwijt treffen, en hij moet bovendien rekening houden met mogelijke fouten van andere verkeersdeelnemers. Slechts als die fouten zo onwaarschijnlijk waren dat de bestuurder daarmee geen rekening hoefde te houden, is sprake van overmacht. Dat is maar zelden het geval.

 

De uitspraak van de rechtbank Overijssel van 27 september 2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:3839 laat zien dat een beroep op overmacht soms toch kans van slagen heeft.

Casus

Een scholier stapt uit een bus en loopt langs de stilstaande bus om de rijbaan over te steken en bij de bushalte aan de overzijde in een andere stadsbus te stappen. Tijdens het oversteken wordt hij geraakt door de Volkswagen Transporter van verweerder, die de stilstaande bus inhaalde.

 

Ter hoogte van de bushalte waar de botsing heeft plaatsgevonden is de straat verbreed, zodat bij de bushalte stilstaande bussen ingehaald kunnen worden door auto’s. De straat is een doorgaande voorrangsweg waar een maximumsnelheid van 50 km p/u geldt. Ter hoogte van de botsing bevond zich geen zebrapad. De weg was ook niet gemarkeerd als oversteekplaats. Wel bevond zich ter hoogte waar de botsing heeft plaatsgevonden in de middenberm een tegelstrook waarover voetgangers kunnen lopen naar de overkant van de weg. De Volkswagen is geraakt ter hoogte van de rechterhoek aan de voorkant van de auto, zijnde de kant vanaf waar de scholier de rijbaan overstak.

 

Uit alle omstandigheden van het geval, in combinatie met de omstandigheid dat er bij het inhalen van de bus slechts beperkte ruimte is tussen de bus en de inhalende auto, leidt de rechtbank af dat de scholier ten tijde van de botsing net de voorzijde van de stadsbus was gepasseerd en dus niet, of pas op het allerlaatste moment, zichtbaar was voor de automobilist. De vraag is dan of de automobilist zich op overmacht kan beroepen.

 

De rechtbank overweegt dat de automobilist, door zijn snelheid aan te passen naar 20 à 25 km p/u, goed heeft geanticipeerd op de bestaande verkeerssituatie. Omdat de weg een doorgaande 50 km weg is, waarbij ter hoogte van de bushalte een zodanige weguitsparing is gecreëerd dat het verkeer de bus kan inhalen en de automobilist daar reed tijdens het spitsuur, verwerpt de rechtbank de stelling van de scholier dat de automobilist stapvoets had moeten gaan rijden toen hij de bus inhaalde. In de gegeven situatie zou dit zelfs gevaarlijke situaties opleveren in verband met achterop komend verkeer. De rechtbank is van oordeel dat de automobilist rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de manier waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen. Het beroep op overmacht slaagt.

 

Deze uitspraak is opmerkelijk, omdat ook goed voorstelbaar zou zijn geweest dat de rechtbank tot een ander oordeel was gekomen. Immers, over de vraag of de fout van de scholier (vanachter de stilstaande bus oversteken) zodanig onwaarschijnlijk was, dat de automobilist daarmee geen rekening had hoeven houden kun je van mening verschillen. Indien het echter inderdaad juist risicovol was om stapvoets te gaan rijden in verband met achteropkomend verkeer, dan is het oordeel van de rechtbank begrijpelijk.

 

Dit blog is geschreven door mr. Saskia Odijk. Saskia was bij Nysingh werkzaam van 2017 t/m 2022.