Voor de beoordeling van het causaal verband in de zin van conditio sine qua non-verband moet een vergelijking worden gemaakt tussen de werkelijke situatie en de hypothetische situatie zonder de onrechtmatige gedraging.

Toepassing van deze methode waarmee causaal verband tussen een onrechtmatige gedraging en de geleden schade moet worden vastgesteld, staat in de onderhavige kwestie centraal.
(Hoge Raad 9 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1053)

Feiten

Op 5 januari 1995 heeft Hofstad haar aandelen in de assurantietussenpersoon De Provinciale B.V. overgedragen aan Rixtel. Op diezelfde dag heeft Rixtel de assurantieportefeuille van De Provinciale gekocht en geleverd gekregen. De koopprijs heeft Rixtel niet betaald. Rixtel heeft De Provinciale leeggehaald, met achterlating van schulden. De Provinciale is vervolgens gefailleerd, waarna het voor Hofstad niet (meer) mogelijk was een vordering op De Provinciale te verhalen.

Vordering op grond van onrechtmatige daad

In deze procedure spreekt Hofstad Rixtel aan op grond van onrechtmatige daad. Hofstad stelt dat Rixtel onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door na de aandelentransactie De Provinciale leeg te halen, waardoor een vordering van Hofstad oninbaar is geworden.

Onrechtmatig handelen?

Het hof heeft geoordeeld dat sprake was van onrechtmatig handelen van Rixtel, bestaande uit verkoop van alle activa van De Provinciale, met achterlating van passiva en zonder dat de koopprijs werd betaald. De Provinciale is dus leeggehaald en bleef achter met schulden zonder inkomsten waaruit deze schulden zouden kunnen worden betaald. Door zo te handelen, heeft Rixtel onvoldoende rekening gehouden met de belangen van schuldeisers, aldus het hof. Dit oordeel is in cassatie niet bestreden.

Causaal verband

Het oordeel van het hof
Wel heeft het hof de vordering van Hofstad afgewezen omdat geen causaal verband zou bestaan tussen het onrechtmatige handelen van Rixtel en het niet kunnen innen van de vordering op De Provinciale door Hofstad. Ter onderbouwing van dit oordeel heeft het hof gewezen op de (slechte) financiële positie van De Provinciale:

 

“Het hof concludeert dat De Provinciale in 1993 een fors verlies heeft geleden, dat de solvabiliteit sterk is verslechterd en dat het eigen vermogen sterk is gedaald. Zonder een ingrijpende reorganisatie en forse reductie van de kosten zou De Provinciale nog verder in de rode cijfers komen, met mogelijk een faillissement in het verschiet. Het had op de weg van Hofstad c.s. gelegen om gemotiveerd en onderbouwd te stellen waarom desondanks mag worden aangenomen dat De Provinciale, de activatransactie van Rixtel weggedacht, in staat zou zijn geweest om de rekening-courant schuld aan Hofstad af te lossen. Hofstad c.s. hebben dit niet gedaan. Het hof concludeert dan ook dat zij het causaal verband tussen het onrechtmatig handelen door Rixtel en het niet kunnen innen van de vordering in rekening-courant door Hofstad onvoldoende hebben gemotiveerd en onderbouwd.

 

Het bovenstaande leidt ertoe dat het hof, anders dan de rechtbank, tot het oordeel komt dat er geen causaal verband is tussen het onrechtmatig handelen door Rixtel en het niet kunnen innen van de vordering in rekening-courant door Hofstad (…).”

 

Tegen deze beslissing heeft Hofstad cassatieberoep ingesteld; met succes.

 

Het oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat het hof een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd voor de beantwoording van de vraag of sprake is van causaal verband. Het hof heeft zich beperkt tot de vraag of De Provinciale (zonder de onrechtmatige activatransactie) voldoende winst zou hebben gemaakt om de vordering van Hofstad te voldoen. Ten onrechte heeft het hof bij de beoordeling van het causaal verband niet meegenomen dat juist door de verkoop van de verzekeringsportefeuille en het onbetaald blijven van de koopsom verhaalsmogelijkheden voor Hofstad verloren zijn gegaan.

 

“Het door het hof (…) vastgestelde onrechtmatig handelen van Rixtel bestaat in het ‘leeghalen’ van De Provinciale, in het bijzonder door het zich laten overdragen van haar assurantieportefeuille zonder betaling van de koopprijs. Het bestaan en de omvang van de schade dient dan te worden vastgesteld door een vergelijking te maken tussen de werkelijke situatie na de overdracht van de assurantieportefeuille onder het schuldig blijven van de koopprijs daarvan enerzijds en de hypothetische situatie waarin deze onrechtmatige gedraging achterwege zou zijn gebleven anderzijds. Voor de beoordeling van de hypothetische situatie is niet alleen van belang of De Provinciale in die situatie genoeg winst had kunnen genereren om de vordering van Hofstad c.s. te voldoen, maar ook, in het geval De Provinciale daartoe niet in staat zou zijn geweest, in hoeverre Hofstad c.s. verhaal zou hebben kunnen nemen op de assurantieportefeuille, of, indien de koopsom daarvan wel zou zijn voldaan, op die koopsom. Doordat het hof deze verhaalsmogelijkheid niet in zijn beoordeling heeft betrokken, is het ofwel uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, ofwel heeft het zijn oordeel niet begrijpelijk gemotiveerd.”

Conclusie

Dit arrest vormt een goed voorbeeld voor de wijze waarop het voor een onrechtmatige daad vereiste causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging en de schade moet worden vastgesteld. Bij een vergelijking van de werkelijke situatie met de situatie waarbij de onrechtmatige gedraging wordt weggedacht moeten alle omstandigheden worden meegewogen. Het hof heeft zich daar in de onderhavige kwestie onvoldoende rekenschap van gegeven.