In bovengenoemde kwestie heeft de voorzieningenrechter ‘voorlopig’ verlof verleend tot het leggen van conservatoir derdenbeslag onder de bepaling dat een mondelinge behandeling zou plaatsvinden na het leggen van beslag. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter definitief verlof verleend onder de voorwaarde dat zekerheid ter hoogte van 10 miljoen euro wordt gesteld door de beslaglegger voor schade die door het beslag kan worden veroorzaakt. Hof Den Haag 15 december 2017 (gepubliceerd 21 februari 2018), ECLI:NL:GHDHA:2017:3576.

Beslaglegger stelt hoger beroep in en vordert onder andere vernietiging van de beschikking van de voorzieningenrechter, voor zover het de aan het verleende verlof verbonden voorwaarde tot stellen van zekerheid betreft. De vraag doet zich voor of hoger beroep openstaat nu op grond van artikel 700 lid 2 Rv hoger beroep tegen een verleend verlof is uitgesloten.

 

Het hof overweegt dat de belangrijkste reden voor uitsluiting van hoger beroep is dat de verzoeker/beslaglegger op het gekregen beslagverlof moet kunnen voortbouwen en de wetgever het uit het oogpunt van rechtszekerheid niet wenselijk achtte de geldigheid van het beslag van een hogere voorziening te laten afhangen. Op basis van de wettekst en wetsgeschiedenis valt echter niet duidelijk vast te stellen of – en zo ja: waarom – de wetgever hoger beroep ook heeft willen blokkeren in het geval de voorzieningenrechter het verlof voorwaardelijk heeft verleend op de voet van het bepaalde in artikel 701 Rv.  Voornoemd artikel rept niet over het al dan niet openstaan van hoger beroep.

 

Het hof oordeelt dat in de onderhavige kwestie hoger beroep openstaat. Daarbij is van belang dat tegen de afwijzing van het verzoek tot verlening van verlof de wetgever wel hoger beroep door de verzoeker heeft opengesteld. De achtergrond hiervan is dat verzoeker een groot belang kan hebben bij het verkrijgen van verlof en het onwenselijk is indien de verzoeker niet tegen een weigering van het verlof zou kunnen opkomen. De wet biedt de verzoeker/beslaglegger niet een afzonderlijke (en met voldoende waarborgen omklede) rechtsgang om tegen een voorwaarde waaronder het verlof is verleend, op te komen.

 

Het hof neemt in aanmerking dat een voorwaarde tot het stellen van zekerheid het leggen van beslag illusoir kan maken; dat zal zich zeker voordoen als de verzoeker/beslaglegger eenvoudigweg niet in staat is die zekerheid te stellen. Ondanks het verkregen verlof, maakt de daaraan verbonden voorwaarde het in feite onmogelijk om van het verlof gebruik te maken en dus beslag te leggen. In de onderhavige kwestie betekent het dat de voorwaardelijke verlofverlening in feite gelijk is te stellen met een weigering van het verzochte (immers onvoorwaardelijk te verlenen) verlof. De voorzieningenrechter die van de hem in artikel 701 Rv gegeven discretionaire bevoegdheid gebruikt maakt, zal een afweging hebben gemaakt van alle relevante omstandigheden, waaronder de kans dat de gepretendeerde vordering geen standhoudt. Het hof is van oordeel dat het – gezien het voorgaande – voor de hand ligt beslaglegger de bevoegdheid toe te kennen tegen deze afweging op te komen en derhalve tegen de voorwaarde tot het stellen van zekerheid in hoger beroep te komen.

Meer informatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met

 

Dit artikel is geschreven door Erin Speelman.