Op 25 juli jl. is de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn en het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 in werking getreden, waardoor de Wwft gewijzigd is. Hiermee wordt de vierde Europese anti-witwasrichtlijn ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering omgezet in Nederlandse wetgeving. Deze vierde anti-witwasrichtlijn vervangt de derde anti-witwasrichtlijn.

Er zijn hoofdzakelijk twee wijzigingen in het UBO-begrip (ultimate benificial owner ofwel uiteindelijk belanghebbende). Ten eerste is de grens van meer dan 25% van het belang in een entiteit niet langer als grens, maar voortaan als indicatie opgenomen om een UBO vast te stellen. Ten tweede wordt de “pseudo-UBO” geïntroduceerd. Elke entiteit dient voortaan namelijk verplicht een UBO te hebben. Entiteiten die geen échte UBO hebben, bijvoorbeeld door een verspreid aandelenbezit, dienen een hogere leidinggevende als pseudo-UBO aan te wijzen. Wwft-instellingen, zoals accountants, belastingadviseurs, advocaten en notarissen, verzekeraars en banken zullen als gevolg hiervan hun cliëntidentificatieprocedure dienen aan te passen.

Het UBO-begrip in de Wwft en het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018

Volgens artikel 1 lid 1 van de Wwft is een UBO: “een natuurlijk persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een cliënt, dan wel de natuurlijke persoon voor wiens rekening een transactie of activiteit wordt verricht”. In artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 is het UBO-begrip verder uitgewerkt. Het UBO-begrip kent twee aanknopingspunten eigendom en zeggenschap. Het begrip eigendom is in het Uitvoeringsbesluit nader uitgewerkt in het begrip eigendomsbelang: het “recht op uitkering van de winst of de reserves van een rechtspersoon of personenvennootschap, of op overschot na vereffening.”

Pseudo-UBO

Elke entiteit heeft voortaan verplicht een UBO. Eerst dient te worden vastgesteld of er sprake is van een echte UBO op basis van de categorieën die hieronder vermeld zijn. Is er geen echte UBO, dan dient een persoon die deel uitmaakt van het hoger leidinggevend personeel als pseudo-UBO te worden aangewezen. Dit zijn o.a. personen die het dagelijks beleid bepalen. Hierbij kan gedacht worden aan een statutair bestuurder of een persoon uit de managementlaag daaronder. Is een rechtspersoon bestuurder, dan is de persoon die daarvan bestuurder is de UBO.

Categorieën entiteiten

Er zijn vier categorieën entiteiten die in het Uitvoeringsbesluit worden benoemd: BV’s en NV’s, personenvennootschappen, kerkgenootschappen en overige rechtspersonen (zoals stichtingen, verenigingen en coöperaties).

BV’s en NV’s

Bij niet beursgenoteerde BV’s en NV’s moeten de volgende natuurlijke personen in elk geval als UBO worden aangemerkt: de natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de vennootschap, via:

  • het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van de aandelen, van de stemrechten of van het eigendomsbelang (zie hierboven) in de vennootschap, met inbegrip van het houden van toonderaandelen, maar ook een houder van stemrechtloze aandelen of certificaathouder; of
  • andere middelen (bijvoorbeeld feitelijke zeggenschap of de voorwaarden voor consolidatie van een jaarrekening).

Overige rechtspersonen

Bij stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen moeten de volgende natuurlijke personen in elk geval als UBO worden aangemerkt: natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de rechtspersoon, via:

  • het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van het eigendomsbelang in de rechtspersoon;
  • het direct of indirect kunnen uitoefenen van meer dan 25 procent van de stemmen bij besluitvorming ter zake van wijziging van de statuten van de rechtspersoon; of
  • het kunnen uitoefenen van feitelijk zeggenschap over de rechtspersoon.

Personenvennootschappen

Bij personenvennootschappen moeten de volgende natuurlijke personen in elk geval als UBO worden aangemerkt: natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de personenvennootschap via:

  • het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van het eigendomsbelang in de personenvennootschap;
  • het direct of indirect kunnen uitoefenen van meer dan 25 procent van de stemmen bij besluitvorming ter zake van wijziging van de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de personenvennootschap, of ter zake van de uitvoering van die overeenkomst anders dan door daden van beheer, voor zover in die overeenkomst besluitvorming bij meerderheid van stemmen is voorgeschreven; of
  • het kunnen uitoefenen van feitelijke zeggenschap over de personenvennootschap.

Invoering UBO-register uitgesteld

De invoering van het UBO-register is uitgesteld in verband met de vijfde anti-witwasrichtlijn die binnenkort in werking zal treden, die bepalingen bevat inzake het UBO-register. De minister van Financiën heeft medegedeeld dat een definitief wetsvoorstel begin 2019 kan worden verwacht. Op grond van de vierde anti-witwasrichtlijn had Nederland al het UBO-register op 26 juni 2017 moeten invoeren, maar heeft het (net als andere lidstaten) deze deadline niet gehaald.

 

In de toekomst zal per entiteit in het handelsregister de (pseudo-)UBO dienen te worden geregistreerd. De UBO-gegevens worden deels openbaar. De niet-openbare gegevens zijn alleen voor overheden in het kader van opsporing in te zien. De volgende gegevens zijn openbaar: naam, geboortemaand en geboortejaar, de nationaliteit, woonstaat en aard en omvang van het belang van de (pseudo-)UBO.

 

De UBO-gegevens die niet openbaar zijn zijn de volgende: adres, geboortedag, geboorteplaats, geboorteland, BSN of fiscaal nummer en documentatie waarmee de UBO-status wordt onderbouwd. Voor meer informatie over het UBO-register en het Centraal aandeelhoudersregister klik hier.