De Rechtbank Noord-Nederland heeft in een deelgeschil een beschikking afgegeven d.d. 18 januari 2018 (zaaknummer C/18/177110/HARK17-165). Verzoekster overkwam een ernstig verkeersongeval toen zij in een groep met fietsers werd aangereden door een tegemoetkomende tractorcombinatie die over haar lichaam is heengereden. De bestuurder van de tractor reed door. Verzoekster liep een hoge dwarslaesie op, is rolstoelgebonden en er is sprake van 91% blijvende invaliditeit van de gehele persoon. Verzoekster vordert in de procedure een smartengeldvergoeding van € 200.000,-. Hoewel zij (vroegtijdig) was gepensioneerd ten tijde van het ongeval heeft het opgelopen letsel evident een enorme invloed op haar dagelijks leven hetgeen door verzoekster in de procedure uitgebreid uiteen is gezet.

Voorts heeft zij een pleidooi gehouden voor een verhoging van het smartengeld door een forse stap voorwaarts te maken omdat de Nederlandse vergoedingen voor immateriële schade (ruim) achterblijven bij de Europese ontwikkelingen en geldontwaarding en het door de verzekeraar betaalde bedrag geen geëigende compensatie biedt voor het aan verzoekster aangedane leed. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de tractorcombinatie had een bedrag van € 150.000,- aan smartengeld betaalbaar gesteld. Beide partijen besteedden uitgebreid aandacht in de processtukken aan de ontwikkelingen in de rechtspraak en de literatuur alsmede werd door hen een blik geworpen op de ontwikkelingen in het buitenland waaraan met name verzoekster argumenten ontleende voor het door haar gevorderde smartengeldbedrag. Ook werd in de procedure uitgebreid ingegaan door partijen op de compensatie- en de genoegdoeningsfunctie van het smartengeld. Daarnaast besteedde de aansprakelijkheidsverzekeraar ook aandacht aan de relatief hoge leeftijd van verzoekster ten tijde van het ongeval.

Compensatiefunctie en/of genoegdoeningsfunctie

De Rechtbank Noord-Nederland oordeelt in een meervoudige kamer dat het smartengeld een compensatiefunctie heeft en de enige manier betreft om het slachtoffer compensatie te bieden voor het leed dat zij dagelijks ondervindt. De rechtbank onderkent dat de gevolgen van het ongeval voor verzoekster blijvend en zeer ingrijpend zijn. Wat de genoegdoeningsfunctie betreft wijst de rechtbank erop dat zijdens verzoekster is betoogd dat het rijgedrag van de bestuurder van de tractorcombinatie bijzonder gevaarzettend en kwalijk is geweest. Volgens de aansprakelijkheidsverzekeraar is de bestuurder doorgereden omdat hij het ongeval niet had bemerkt. De rechtbank komt tot het oordeel dat de genoegdoeningsfunctie van het smartengeld naar haar oordeel in deze zaak minder pregnant aanwezig is dan de compensatiefunctie.

 

De aansprakelijkheidsverzekeraar had gewezen op een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 8 oktober 2014 (ECLI:NL:RBNHO:2014:9243) waarbij de rechtbank voor de vergoeding van immateriële schade bij een slachtoffer met een hoge dwarslaesie een bedrag van € 130.000,- als billijk had geoordeeld. Het betrof een relatief jonge zelfstandig stukadoor die dat ongeval overkwam. In onderhavige zaak werd door de Rechtbank Noord-Nederland overwogen dat het slachtoffer in de betreffende zaak aanzienlijk jonger was dan verzoekster op het moment dat hem het letsel werd toegebracht en hij derhalve ook zijn werkzaamheden als zelfstandige had moeten staken. Deze overweging wekt de indruk dat de Rechtbank Noord-Nederland ook de leeftijd ten tijde van het ongeval heeft laten meewegen in haar oordeel.

Hoogte smartengeldvergoeding

De rechtbank wijst erop dat de kritiek ter zake de hoogte van de smartengeldvergoeding in Nederland breed gedragen is en dat de toegekende smartengeldbedragen geen recht meer doen aan de (gewijzigde) maatschappelijke opvattingen over leed. Naar het oordeel van de rechtbank zou ook in Nederland tot een (zij het geleidelijke) verhoging van de smartengeldbedragen moeten worden gekomen waar de omstandigheden een dergelijke verhoging indiceren. Daarbij wordt verwezen naar de uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 januari 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:181) en 5 augustus 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:6223). In die zaken werd het smartengeld met 10% verhoogd.

Smartengeldbedragen in Europa

Voorts stelt de rechtbank vast dat ook gekeken mag worden naar bedragen die rechters in het buitenland toekennen, maar de ontwikkelingen in andere landen met betrekking tot de toegekende bedragen kunnen volgens vaste rechtspraak niet beslissend zijn voor de in Nederland toe te kennen bedragen.

 

Verzoekster betoogde nog dat het smartengeld ook betrekking dient te hebben op het lijden van haar echtgenoot, haar kinderen en haar kleinkinderen. De rechtbank wijst erop dat het recht vooralsnog geen grondslag kent voor een vergoeding van zogenoemde affectieschade.

Slotsom van de rechtbank

De Rechtbank Noord-Nederland komt tot de slotsom dat gelet op alle omstandigheden van het geval, de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend en de maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland die een verhoging van het smartengeld rechtvaardigen, in het onderhavige geval een smartengeldvergoeding van € 150.000,- billijk en passend is. De aansprakelijkheidsverzekeraar had derhalve het smartengeld voorafgaand aan de procedure op de juiste wijze begroot en gecompenseerd.

Meer informatie

Neem voor meer informatie over dit of andere aansprakelijkheidsrechtelijke onderwerpen contact op met Maarten Spronck, advocaat en letselschade- en aansprakelijkheidsrechtspecialist, E: maarten.spronck@nysingh.nl| T: 055 527 12 06 | M: 06 10 92 30 01.