In de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 30 mei 2018 wordt het (nogmaals) duidelijk dat als een benadeelde na tien jaar nadat een product in het verkeer is gebracht een producent niet meer kan aanspreken op grond van productaansprakelijkheid, de producent er nog altijd rekening mee moet houden dat hij op grond van de algemene aansprakelijkheidsregels gehouden kan zijn tot vergoeding van schade ontstaan door het product dat hij in het verkeer heeft gebracht.

(ECLI:NL:RBMNE:2018:2298)

Procedure

Sinds 1991 is het middel Seroxat, een antidepressivum, verkrijgbaar op de Nederlandse markt. GlaxoSmithKline B.V. is de producent van dit middel. Eiser in de procedure heeft sinds 2001 gebruik gemaakt van Seroxat. Sindsdien heeft eiser psychiatrische klachten en meerdere suïcidepogingen gedaan.

 

In de procedure is komen vast te staan dat het werkbare bestanddeel in Seroxat niet of nauwelijks effectief was voor kinderen en jongeren en dat de stof ernstige bijwerkingen had, waaronder een verhoogd zelfmoordrisico en dat de producent dit wist, althans kon weten. Eiser was op het moment dat hij Seroxat voor het eerst voorgeschreven had gekregen nog minderjarig.
In de procedure heeft eiser GlaxoSmithKline aangesproken op grond van artikel 6:185 BW (productaansprakelijkheid) en subsidiair op grond van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad).

Productaansprakelijkheid

GlaxoSmithKline heeft een beroep gedaan op artikel 6:191 lid 2 BW, waaruit volgt dat een recht op schadevergoeding vervalt na verloop van tien jaren nadat het gebrekkige product in het verkeer is gebracht. Omdat het antidepressivum sinds 1991 in het verkeer is gebracht, is de vervaltermijn ruimschoots verlopen. Eiser heeft echter gesteld dat, omdat hij pas in 2015 het verband tussen zijn problemen en het gebruik van Seroxat heeft ontdekt, op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (6:248 lid 2 BW) de vervaltermijn doorbroken kan worden. Eiser heeft daarbij gewezen op de uitspraak van de Hoge Raad van juni 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW5695) waarin een arbeidsrechtelijke vervaltermijn buiten toepassing werd gelaten en op de jurisprudentie over verjaring in asbestzaken.

Beoordeling vervaltermijn bij productaansprakelijkheid

Omdat de vervaltermijn, zoals verwoord in artikel 6:191 lid 2 BW, een regel van dwingend recht betreft bestaat er minder ruimte voor honorering van een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW dan in het algemeen het geval is. De motivering  van een dergelijk oordeel dient aan hoge eisen te voldoen. Voor de doorbreking van de vervaltermijn zijn volgens de rechtbank uitzonderlijke omstandigheden vereist, die toepassing van de vervaltermijn onaanvaardbaar maken. De omstandigheid dat eiser pas recent tot de ontdekking was gekomen dat er een verband bestond tussen het gebruik van Seroxat en zijn klachten is onvoldoende om een regel van dwingend recht terzijde te stellen. Een beroep op de asbestzaken over verjaring slaagt evenmin omdat het gaat om uitzonderlijke zaken, waarbij asbestziekten zich doorgaans pas na tientallen jaren openbaren. Bovendien betreffen de vragen over verjaring een wezenlijk andere vraag dan het terzijde plaatsen van een vervaltermijn.

Beoordeling onrechtmatige daad en beroep op verjaring

Omdat de vervaltermijn voor een beroep op productaansprakelijkheid (ruimschoots) was verlopen, resteerde voor eiser een beroep op grond van onrechtmatige daad om zijn schade vergoed te krijgen. GlaxoSmithKline heeft echter aangegeven dat deze vordering op grond van onrechtmatige daad was verjaard, op grond van artikel 3:310 lid 1 BW. In dit artikel staat – kort samengevat – dat een rechtsvordering verjaart na een termijn van vijf jaar nadat de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijk persoon bekend is geworden en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt.
De termijn van twintig jaren was nog niet verstreken. De rechtbank overweegt over de vijf jaren termijn dat GlaxoSmithKline – op wie de stelplicht en eventuele bewijslast rust van de stelling dat de vorderingen van eiser zijn verjaard – niet heeft onderbouwd dat eiser ook al meer dan vijf jaar weet dat GlaxoSmithKline vanwege onrechtmatig handelen aansprakelijk is of kan zijn voor de schade. Dit ondanks het feit dat eiser al langer dan vijf jaar op de hoogte is van zijn schade en dat GlaxoSmithKline de producent was van het middel waarvan eiser bijwerkingen had.

Conclusie

De slotsom van de uitspraak is dat de producent op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de schade van eiser, die nader opgemaakt dient te worden in een schadestaatprocedure.

 

Ondanks de vervaltermijn zoals opgenomen in artikel 6:191 lid 2 BW kan de producent nog steeds na tien jaren aangesproken worden op grond van algemene aansprakelijkheidsregels (onrechtmatige daad). Artikel 6:193 BW waarin staat dat de benadeelde het recht op schadevergoeding jegens de producent uit hoofde van de afdeling waarin productaansprakelijkheid is geregeld toekomt, onverminderd alle andere rechten of vorderingen, brengt expliciet mee dat de afdeling over productaansprakelijkheid geen exclusief karakter toekomt.

Meer informatie

Neem voor meer informatie over dit of andere aansprakelijkheidsrechtelijke onderwerpen contact op met Rutger Evers, E: rutger.evers@nysingh.nl | T: 088 752 00 46 | M: 06 53 26 73 16.

 

Dit artikel is geschreven door Jade Joosten.