Jan Hein Meijer licht de wijzigingen in de crisis- en herstelwet toe waardoor de uitvoering van projecten versneld kan worden.

 

Op 28 mei jl. heeft de Eerste Kamer ingestemd met wijzigingen in de Crisis- en herstelwet (wetsvoorstel 35 013). Deze aanpassing voorziet in:

  • het vergroten van de gebruiksmogelijkheden van het projectuitvoeringsbesluit;
  • een versnelling van de aanwijzingsprocedure voor het toevoegen van nieuwe projecten aan experimenten;
  • een wijziging van de toelatingscriteria voor nieuwe experimenten;
  • het toevoegen van wetten aan de lijst van wetten, waarvan op grond van artikel 2.4 Chw mag worden afgeweken.

Vergroten gebruiksmogelijkheden projectuitvoeringsbesluit

De Chw bepaalde dat de gemeenteraad bevoegd is om een projectuitvoeringsbesluit te nemen (artikel 2.10 Chw voorzag wel in een mogelijkheid van delegatie aan het college). In het nu door de Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel, legt de wet de bevoegdheid voor het nemen van een projectuitvoeringsbesluit bij het college.

 

De wijzigingen in de crisis- en herstelwet voorzien verder in de mogelijkheid om besluiten in het kader van de Wet natuurbescherming in het projectuitvoeringsbesluit te integreren. Hierdoor hoeven (zoals tot nu toe het geval was) geen afzonderlijke besluiten meer te worden genomen op grond van Hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming.

 

Of het projectuitvoeringsbesluit nu meer gebruikt gaat worden dan, bijvoorbeeld, de coördinatieregeling van artikel 3.30 Wet ruimtelijke ordening, betwijfelen wij. Bij de coördinatieregeling is, net als bij het projectuitvoeringsbesluit, in eerste en enige aanleg beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak. De Afdeling doet bij de coördinatieregeling binnen zes maanden na het verweerschrift uitspraak, bij het projectuitvoeringsbesluit binnen zes maanden na het einde van de beroepstermijn. Groot nadeel van het projectuitvoeringsbesluit (dat in het wetsvoorstel niet is opgelost), is dat een beroep bij de Afdeling de werking van het projectuitvoeringsbesluit opschort totdat de Afdeling op het beroep heeft beslist. Bij de coördinatieregeling heeft een beroep geen opschortende werking (om dat te bewerkstelligen zal een belanghebbende met succes een verzoek om een voorlopige voorziening moeten indienen).

 

Versnelling aanwijzingsprocedure

Tot nu toe moesten experimenten en toevoegingen van projecten bij AMvB worden aangewezen (Besluit uitvoering Chw). Die procedure neemt om en nabij tien maanden in beslag. Met de wijziging van de Chw is nu geregeld dat het toevoegen van concrete projecten of nieuwe gebieden aan bestaande projecten bij een ministeriële regeling kan plaatsvinden. Dat betekent een versnelling van ongeveer zeven maanden.

 

Wijziging toelatingscriteria experimenten

Ieder experiment moet op grond van artikel 2.4 Chw aan drie cumulatieve eisen voldoen; een experiment moet duurzaam zijn, innovatief en bijdragen aan de bestrijding van de economische crisis.

 

In het nu aangenomen wetsvoorstel moet een experiment bijdragen aan duurzame ontwikkeling en daarnaast of bijdragen aan innovatieve ontwikkelingen of een bijdrage leveren aan het versterken van de economische structuur. Twee eisen derhalve nog, niet meer drie cumulatieve eisen.

 

Toevoegen van wetten aan de lijst van wetten waarvan op grond van artikel 2.4 Chw mag worden afgeweken

De toegevoegde wetten zijn:

  • artikel 9.1, 1e lid van de Erfgoedwet, voor zover het betreft hoofdstuk II, par. 2, met uitzondering van artikel 11, 1e lid van de Monumentenwet 1988;
  • de Gaswet, met dien verstande dat de taken die bij of krachtens die wet aan een netbeheerder zijn opgedragen, niet worden gewijzigd;
  • de Huisvestigingswet;
  • de Leegstandwet.

 

Het wetsvoorstel gaat nu naar het Kabinet van de Koning voor ondertekening. Daarna zal plaatsing in het Staatsblad volgen, waarbij de datum van inwerkingtreding wordt bepaald.