Werkgevers en de vakbeweging, samen met de kroonleden verenigd in de Sociaal-Economische Raad (SER), hebben overeenstemming bereikt over arbeidsmarkthervormingen. Zij volgen grotendeels het rapport van de commissie-Borstlap.
De SER doet aanbevelingen op drie deelgebieden:
1. arbeidsmarkt, inkomensbeleid en gelijke kansen;
2. investeren in brede welvaart, publieke sector en toekomstig verdienvermogen;
3. budgettair beleid.
In dit blog lichten wij de voornaamste aanbevelingen toe rondom het eerste punt: de arbeidsmarkt. De SER wenst daarmee enerzijds de acute en structurele kwetsbaarheden van de huidige arbeidsmarkt aan te pakken en anderzijds te bouwen aan een proactieve van-werk-naar-werk infrastructuur en een leercultuur die is gericht op een leven lang ontwikkelen.
1. Onderbrekingstermijn komt te vervallen
Permanente tijdelijkheid van werk bij dezelfde werkgever is niet meer mogelijk doordat de onderbrekingstermijn komt te vervallen. In het huidige systeem is het mogelijk dat sprake is van ‘permanente tijdelijkheid’ doordat drie tijdelijke arbeidsovereenkomsten mogen worden aangegaan gedurende maximaal drie jaar (de ketenregeling). Daarna ontstaat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Indien er langer dan – in de regel – zes maanden tussen twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd binnen voornoemde ketenregeling zit (de onderbrekingstermijn), begint een nieuwe keten te lopen. Door het vervallen van de onderbrekingstermijn wordt permanente tijdelijkheid bij een werkgever opgeheven. In het advies is wel een onderbrekingstermijn van zes maanden opgenomen voor scholieren en studenten en drie maanden voor seizoensarbeid.
2. Oproepovereenkomsten worden afgeschaft
De SER vindt het onwenselijk dat mensen soms jarenlang werkzaam zijn op basis van contracten waaraan zij geen zekerheid kunnen ontlenen. Om die reden worden oproepovereenkomsten (inclusief nulurenovereekomsten) afgeschaft en vervangen door een basisovereenkomst met (ten minste) een kwartaalurennorm. Dit maakt het loon van een werknemer voorspelbaar. De kwartaalurennorm voor een volgend kwartaal wordt bepaald aan de hand van het gemiddeld aantal uren waarover loon is betaald in het voorgaande kwartaal. Scholieren en studenten kunnen wel worden gecontracteerd op basis van een overeenkomst die vergelijkbaar is met de huidige oproepovereenkomst.
3. Uitzendregime wordt aangescherpt
- de toegang tot de uitzendmarkt moet beter worden gereguleerd, bijvoorbeeld door verplichte certificering van uitzendbureaus en andere partijen die bemiddelen in arbeid;
- de werk- en inkomenszekerheid van uitzendwerknemers wordt vergroot door de duur van fase A (met het uitzendbeding; het onbeperkt gebruik van tijdelijke contracten en uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting) wettelijk te beperken tot 52 gewerkte weken bij een uitzendwerkgever. De mogelijkheid deze termijn bij cao te verlengen vervalt. Hiermee wordt de maximale duur van fase A verkort van 78 tot 52 weken;
- uitzendwerknemers worden gelijk behandeld met andere werknemers met een tijdelijke arbeidsovereenkomst, door aansluitend op fase A van het uitzenden wettelijk een fase B te laten gelden van maximaal zes tijdelijke contracten gedurende twee jaar. Daarmee is sprake van een halvering ten opzichte van de duur van fase B zoals afgesproken in de uitzend-cao
- uitzendkrachten krijgen recht op tenminste gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden als die gelden bij de inlener voor werknemers in gelijkwaardige functies;
- de specifieke uitzondering voor de uitzendsector in de Pensioenwet ten aanzien van de wachttermijn komt te vervallen.
Bovendien adviseert de SER een Code verantwoord arbeidsmarktgedrag in te voeren, waardoor ook ongewenste vormen van contracting worden geadresseerd.
4. Uitsluiting loondoorbetalingsverplichting (ULV)
In het kader van de nieuwe afspraken over oproepcontracten acht de SER het noodzakelijk dat de ULV in haar huidige vorm komt te vervallen, met uitzondering voor scholieren en studenten en uitzenden (fase A).
5. Eenzijdige verlaging van de arbeidsduur
De SER wil de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aantrekkelijker maken door de (interne) wendbaarheid van een onderneming te verbeteren. Als sprake is van bedrijfseconomische omstandigheden die tot ontslag kunnen leiden, wordt het voor de onderneming mogelijk eenzijdig de arbeidsduur voor alle werknemers (tijdelijk) te verlagen met (maximaal) 20%. Werknemers behouden het recht op loon corresponderend met hun oorspronkelijke arbeidsduur. De werkgever krijgt 75% van de loonkosten over de verlaagde arbeidsduur gecompenseerd. Hierbij heeft de SER een compensatieregeling in gedachten die qua systematiek overeenkomsten vertoont met de NOW-regeling, omdat de regeling onmiddellijk ingaat bij de aanvraag en achteraf wordt getoetst op juist gebruik. De regeling gaat niet ten koste van opgebouwde WW-rechten.
6. Van ontslag naar van-werk-naar-werk
Werkgever en werknemer kunnen met wederzijds goedvinden bij dreigend ontslag kiezen voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst met inbegrip van een van-werk-naar-werk-route. De transitievergoeding kan dan achterwege blijven.
7. Ziekte en arbeidsongeschiktheid
Werkgevers blijven verantwoordelijk voor de twee jaar loondoorbetaling tijdens ziekte en de re-integratie van een werknemer. Werkgevers kunnen zich hier wel tegen verzekeren, waardoor beide verplichtingen door de verzekeringsmaatschappij worden overgenomen. Re-integratie in het eerste jaar is in principe gericht op het eerste spoor en in het tweede jaar op het tweede spoor.
8. Zelfstandigen
De SER wil het gebruik van schijnconstructies tegengaan en tegelijkertijd de positie van echte zelfstandigen verbeteren. De zelfstandigenaftrek wordt in de SER-voorstellen afgebouwd.
9. Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering
Om oneerlijke concurrentie en te grote inkomensrisico’s voor individuen te voorkomen, wil de SER zelfstandigen verplichten zich te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid.
10. Sociaal vangnet en Pensioen
De (T)OZO biedt aanknopingspunten om een sociaal vangnet voor zelfstandigen te creëren. De afspraken uit het pensioenakkoord ten aanzien van het pensioen van zzp’ers worden opgevolgd.
11. Collectief onderhandelen
Opdat zelfstandigen kunnen rekenen op een eerlijk en toereikend tarief, wordt in overleg met de ACM bekeken in hoeverre de mogelijkheden tot collectief onderhandelen opgerekt kunnen worden binnen de kaders van Europese regelgeving.
12. Rechtsvermoeden van werknemerschap
Om de positie van de schijnzelfstandige te verbeteren, wil de SER een rechtsvermoeden van werknemerschap introduceren. Dit houdt in dat de zelfstandige die een tarief hanteert onder de € 30 – € 35 euro per uur een beroep kan doen op het rechtsvermoeden dat hij werknemer is. Het is dan aan de opdrachtgever om aan te tonen dat in dit geval toch sprake is van een echte zelfstandige. Dit betekent voor de zelfstandige een gemakkelijkere bewijspositie en voor de opdrachtgever een des te zwaardere.
De voorstellen van de SER liegen er niet om: een grote hervorming van de arbeidsmarkt is beoogd. Het is nu aan de formatiepartijen om dit advies mee te nemen. Als de hervormingen onderdeel worden van het regeerakkoord en daadwerkelijk worden uitgevoerd, betekent dit in ieder geval een grote verandering van (de inrichting van) de arbeidsmarkt. Wij houden u, via onze blogs, op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.