Twee dochters hebben recent via de voorzieningenrechter gevorderd dat zij hun moeder mochten bezoeken, ondanks het bezoekverbod dat het verzorgingstehuis hanteerde wegens een ernstige uitbraak van het Coronavirus.
Van de 50 bewoners waren er 46 besmet met het Coronavirus, alsmede 50 personeelsleden. Acht bewoners zijn overleden aan de gevolgen van het virus en één medewerker lag ten tijde van de uitspraak nog op de Intensive Care. Ook de Britse variant van het Coronavirus is binnen het verzorgingstehuis geconstateerd. Het verzorgingstehuis maakte alleen een uitzondering voor bezoek van familie of naasten van bewoners in de laatste levensfase.
Artikel 8 EVRM
De dochters menen dat de volledige sluiting van het verzorgingstehuis voor bezoekers, inbreuk maakt op hun recht op family life als bedoeld in artikel 8 EVRM. Relevant in dit kader is dat de gezondheidstoestand van de moeder, die tevens besmet is met het Coronavirus, is verslechterd. Een van de dochters is de mentor van de moeder. Voor uitoefening van de taak als mentor achten de dochters persoonlijk contact met de moeder noodzakelijk, om erop toe te zien dat de moeder de juiste zorg krijgt.
Op grond van artikel 8 lid 2 EVRM mag het recht op family life worden beperkt indien de gezondheid, rechten of vrijheden van anderen in het geding zijn. In dat kader stond de voorzieningenrechter voor de afweging van de belangen van de dochters en hun moeder aan de ene kant en de (gezondheids)belangen van de overige bewoners en medewerkers van het tehuis en de samenleving als geheel aan de andere kant.
Oordeel voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter oordeelt dat de maatregelen van het verzorgingstehuis in algemeenheid niet disproportioneel zijn, gezien alle onzekerheden rond het Coronavirus, en met name de Britse variant die heerst binnen het tehuis, plus de kans op herbesmetting. Het verzorgingstehuis heeft de maatregelen daarnaast onder meer besproken met de GGD en de huisarts. De Handreiking van brancheorganisatie Actiz over bezoek in verpleeghuizen tijdens Corona, die voorschrijft dat bezoek mogelijk moet worden gemaakt en per locatie maatwerk moet wordt betracht, is volgens de voorzieningenrechter enkel een hulpmiddel, waaruit geen verplichting tot het toelaten van bezoek valt af te leiden.
Ondanks de schrijnende situatie van de moeder is volgens de voorzieningenrechter niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de situatie van de moeder uitsluitend of voornamelijk het gevolg is van het niet kunnen ontvangen van bezoek. Van het verzorgingstehuis kan dan ook niet worden verlangd dat zij een uitzondering maakt voor de dochters om hun moeder te bezoeken. Het mentorschap van een van de dochters maakt dit niet anders. De situatie binnen het verzorgingsthuis maakt dat de dochter haar taak als mentor dient uit te oefenen op basis van de informatie die zij van de medewerkers van het tehuis krijgt. Daarmee maakt de voorzieningenrechter duidelijk dat in ernstige situaties een algemeen bezoekverbod is toegestaan met het doel om (her)besmetting van cliënten en personeel met het Coronavirus te voorkomen.
Tijdelijke bepalingen bestrijding epidemie covid-19 in de Wet publieke gezondheid
Wat ons opvalt is dat in de uitspraak niet wordt ingegaan op de Tijdelijke wet maatregelen Covid-19 is de Wet publieke gezondheid (Wpg). De Wpg is met deze wet – tijdelijk – gewijzigd met het oog op de bestrijding van Corona. Om die reden zijn de artikelen 58a tot en met 58u toegevoegd. Deze wet is in beginsel van kracht van 1 december 2020 tot 1 maart 2021, maar dit zal naar verwachting met drie maanden worden verlengd. Ten aanzien van zorgaanbieders is in artikel 58o lid 2 Wpg bepaald dat zij beperkingen of andere voorwaarden kunnen stellen aan de toegang tot een zorglocatie voor personen die niet bij de zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning zijn betrokken en die geen mantelzorger zijn. Deze maatregelen mag de zorgaanbieder treffen indien dit noodzakelijk is om verspreiding van het Coronavirus naar of vanuit een zorglocatie te voorkomen. Kort gezegd mag een zorgaanbieder onder dit artikel dus een bezoekverbod hanteren. Hierbij merken wij op dat uit artikel 58a Wpg volgt dat met zorgaanbieder is bedoeld een zorgaanbieder in de zin van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en Wet zorginstellingen BES, jeugdhulpaanbieder als bedoeld in de Jeugdwet en artikel 18.4.7a van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of aanbieder of aanbieder in de zin van de Wmo.
Omdat overheidsmaatregelen ten behoeve van de (volks)gezondheid kunnen raken aan grondrechten, zoals de persoonlijke levenssfeer of bewegingsvrijheid, mogen de maatregelen dan ook alleen ingezet worden ingezet als zij een legitiem doel dienen. De bescherming van de volksgezondheid is een legitiem doel, zodat hier op grond van artikel 8 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) een gerechtvaardigde inbreuk mag worden gemaakt het recht op family life, in verband met de bestrijding van het Coronavirus.
Artikel 58o Wpg bevat in wezen een zorgplicht voor zorgaanbieders, in aanvulling op de norm van ‘goede zorg’ als bedoeld in artikel 2 lid 2 Wkkgz. Zo kan een zorgaanbieder ervoor zorgen dat bezoekers zich aan de maatregelen houden ter beperking van het risico op verspreiding van het Coronavirus. De wetgever voorziet dat invulling van deze zorgplicht grotendeels via zelfregulering zal verlopen, door onder meer richtlijnen, adviezen en handreikingen op te stellen.
Bijzondere positie mantelzorger
Uit artikel 58o Wpg blijkt dat een zorgaanbieder beperkingen of voorwaarden kan stellen aan personen die niet bij de zorg of maatschappelijke ondersteuning betrokken zijn. De mantelzorger is expliciet in artikel 58a van de Wpg gedefinieerd als een natuurlijk persoon die rechtstreeks zorg of hulp verleent zonder dat dit beroeps- of bedrijfsmatig geschiedt. De wetgever heeft bij de totstandkoming van de tijdelijke bepalingen in de Wpg ingezien dat zorgverleners, waaronder ook mantelzorgers vallen, veelal geen afstand kunnen houden van patiënten of cliënten.
Hoewel artikel 58o Wpg al op 1 december 2020 in werking is getreden, heeft de voorzieningenrechter de door het verpleeghuis genomen maatregelen niet getoetst aan deze bepaling. Dit terwijl uit de uitspraak wel lijkt te volgen dat het gaat om een zorgaanbieder in de zin van de Wkkgz. Wij verwachten overigens dat dit in dit geval niet tot een andere uitkomst zou hebben geleid, omdat niet vast stond dat daadwerkelijk sprake was van mantelzorg gelet op de intensiteit van de zorg die door het verzorgingshuis werd geleverd. In situaties waarin wel sprake is van een familielid dat mantelzorg verleent, zou op grond van artikel 58o Wpg een algemeen bezoekverbod naar ons oordeel geen stand kunnen houden ten aanzien van de mantelzorger.
Vragen
Heeft u vragen over het instellen van een bezoekverbod of andere maatregelen ter bestrijding van het Corona-virus, neemt u dan contact op met de experts van de Marktgroep Zorg, die u hierover kunnen adviseren.