De Hoge Raad volgt het advies van advocaat-generaal De Bock om in beginsel werkgevers te verplichten om een slapend dienstverband te beëindigen.
De Hoge Raad heeft vandaag een einde gemaakt aan de onzekerheid voor werkgevers die bestond rondom slapende dienstverbanden. Eerder dit jaar heeft advocaat-generaal De Bock al haar visie gegeven op dit fenomeen. De Hoge Raad volgt haar advies om in beginsel werkgevers te verplichten om een slapend dienstverband te beëindigen.
De Hoge Raad heeft overwogen dat als voldaan is aan de vereisten voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid, als uitgangspunt heeft te gelden dat een werkgever op grond van het goed werkgeverschap, gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Dit onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding.
Op bovenstaande uitgangspunt maakt de Hoge Raad een uitzondering. Als een werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst is hij niet gehouden om mee te werken aan de beëindiging van het slapende dienstverband. Van een gerechtvaardigd belang is bijvoorbeeld sprake in het geval dat er voor de werknemer reële re-integratiemogelijkheden zijn, aldus de Hoge Raad. De omstandigheid dat de werknemer op het moment dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet, de AOW-gerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt is géén omstandigheid die leidt tot een gerechtvaardigd belang.
Wat is dan de hoogte van de te betalen vergoeding? Deze hoeft niet meer te bedragen dan wat aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen. Met andere woorden, de vergoeding moet in ieder geval de hoogte hebben van de transitievergoeding die gold op de dag na 104 weken arbeidsongeschiktheid.
De Hoge Raad oordeelt verder dat:
“(…) voor de hoogte van die vergoeding niet [dient] te worden aangesloten bij de hoogte van het bedrag dat de werkgever ingevolge de compensatieregeling op het UWV kan verhalen.”
Het bovenstaande betekent dat een werkgever óók dient in te stemmen met een beëindigingsvoorstel indien de transitievergoeding niet volledig wordt gecompenseerd omdat bijvoorbeeld in het 1e ziektejaar een IVA-uitkering is toegekend. Daar staat natuurlijk wel tegenover dat de salarisdoorbetaling door de IVA-uitkering beperkt is gebleven.
Een tip, breng het dossier van werknemers met een slapend dienstverband (alvast) op orde zodat de aanvraag voor de compensatie van de transitievergoeding vanaf 1 april 2020 vlekkeloos kan plaatsvinden.