Ofwel: heeft iedere werknemer na twee jaar ziekte recht op opzegging van de arbeidsovereenkomst zodat hij de transitievergoeding ontvangt? A-G concludeert in voordeel van ‘slapers’.

In april 2019 heeft de kantonrechter in de Rechtbank Limburg aan de Hoge Raad vragen gesteld over de afwikkeling van ‘slapende dienstverbanden’. In de rechtspraktijk bestaat grote behoefte aan duidelijkheid over deze kwestie.

 

De advocaat-generaal heeft vandaag haar visie gegeven op deze zaak. Zij meent dat in beginsel op de werkgever de verplichting rust om, op verzoek van de arbeidsongeschikte werknemer, het ‘slapende dienstverband’ te beëindigen, met betaling van een bedrag ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Dit kan anders zijn als de werkgever gerechtvaardigde belangen heeft om de arbeidsongeschikte werknemer toch in dienst te houden, bijvoorbeeld als er een reëel uitzicht is op re-integratie of als er vóór de invoering van de Wet Compensatie transitievergoeding financiële problemen ontstaan bij de werkgever door het moeten voorfinancieren van de transitievergoeding. Wij zien uit naar het arrest van de Hoge Raad dat binnenkort volgt op de conclusie van de advocaat-generaal. Spannend of en zo ja, wanneer gehandeld zal moeten worden, want de transitievergoeding valt in de meeste gevallen van slapende dienstverbanden in 2019 beduidend hoger uit dan in 2020 het geval zal zijn.

 

En voor de fijnproevers: de cassatieadvocaat bepleit een ‘omgekeerde toepassing’ van de criteria uit het Stoof/Mammoet-arrest van de Hoge Raad. Ook daarom een uitspraak om naar uit te zien.