Op 12 februari 2019 is het wetsvoorstel Wet Franchise (hierna: “Wet Franchise”) ingediend bij de Tweede Kamer.

Met de Wet Franchise beogen de verantwoordelijke bewindspersonen een nieuwe Titel 16 over de franchiseovereenkomst te introduceren (artikelen 7:911-922 BW), waarmee wordt beoogd de franchiseovereenkomst specifiek in de wet te regelen. In het wetsvoorstel staat centraal dat partijen zich gedragen als ‘goed franchisegever’ en ‘goed franchisenemer’.

 

Wat is franchising nu eigenlijk en hoe is de positie van partijen op dit moment geregeld? En wat beoogt de wetgever met het wetsvoorstel te bewerkstelligen? In dit artikel en volgende artikelen vertellen wij u er meer over.

Franchiseovereenkomst

Wat is franchise?

Franchise is een systeem voor de afzet van goederen of diensten, gebaseerd op een hechte en voortdurende samenwerking tussen juridisch en financieel zelfstandige en onafhankelijke ondernemingen: de franchisenemer en de franchisegever. De franchisegever verleent daarbij aan individuele franchisenemers tegen een vergoeding het recht, en legt hen de verplichting daartoe op, om een bedrijf te exploiteren volgens het concept van de franchisegever. De franchisenemer heeft aldus het recht en de verplichting om bijvoorbeeld de handelsnaam of het handelsmerk en andere intellectuele eigendomsrechten, knowhow en de werkwijze van de franchisegever te gebruiken.

 

Deze bijzondere samenwerkingsvorm kan voor beide partijen voordelen opleveren. Zo kan de franchisegever de franchiseformule zowel nationaal als internationaal invoeren. Bovendien hoeft de franchisegever niet zelf te investeren in filialen en personeel en is de franchisenemer een zelfstandig ondernemer die het ondernemingsrisico draagt. Dit is interessant voor de franchisegever, nu de franchisenemer erg gebaat is bij een succesvolle exploitatie. Voor de franchisenemer geldt dat deze kan profiteren van de naamsbekendheid en het succes van de franchiseformule.

 

Franchising kent vele verschijningsvormen. Zo kan men denken aan een franchiseformule waarbij de franchisenemer binnen deze formule veel vrijheid heeft om zijn onderneming te drijven en zijn activiteiten in te vullen. Vormen waarbij de franchisegever meer regie heeft, zijn ook denkbaar; de franchisenemer heeft dan minder vrijheid om zijn onderneming te drijven en de bedrijfsvoering wordt tot in detail voorgeschreven door de franchisegever.

Positie franchisenemer en franchisegever

Binnen een franchiserelatie bestaat meestal een zeker overwicht van de franchisegever als rechthebbende op de franchiseformule. De franchisegever is in de samenwerking vaak de bepalende factor wat betreft de franchiseformule en de verdere koersbepaling. De franchisenemer als zelfstandig ondernemer ziet zich niet zelden in een afhankelijke positie, wat kan leiden tot ongewenste situaties voor de franchisenemer.

 

De Nederlandse wet bevat op dit moment geen specifieke wetgeving voor franchiseovereenkomsten. Partijen kunnen de nationale en Europese franchisecode op franchiseovereenkomsten van toepassing verklaren, maar zijn daartoe niet verplicht. De franchiseovereenkomst wordt op dit moment beheerst door de regels van het algemene overeenkomstenrecht en rechtspraak op het gebied van franchiseovereenkomsten. Maar daar komt met de Wet Franchise wellicht verandering in.

Wet Franchise

Uitgangspunt van de Wet Franchise is dat de franchiserelatie wettelijk wordt geregeld. Het wetsvoorstel maakt geen onderscheid tussen de verschillende verschijningsvormen en ziet op alle soorten franchise, ongeacht de typering die partijen aan de samenwerking geven.

 

Het wetsvoorstel ziet met name op de uitwisseling van informatie tussen partijen, zowel in de precontractuele fase als na sluiting van de franchiseovereenkomst. Tevens heeft de Wet Franchise betrekking op de tussentijdse wijziging van de franchiseovereenkomst en de beëindiging van de franchiseovereenkomst. Een belangrijk aspect van de Wet Franchise is dat de wetsartikelen die het wetsvoorstel beoogd in te voeren, van dwingend recht zijn. Dit betekent dat partijen contractueel niet ten nadele van de franchisenemer mogen afwijken, nu dit volgens de wetgever afbreuk kan doen aan de beoogde beschermende werking van het wetsvoorstel voor franchisenemers.

 

Zoals in de inleiding al kort aangehaald, staat in het wetsvoorstel centraal dat partijen zich dienen te gedragen als ‘goed franchisegever’ en ‘goed franchisenemer’, en ziet het wetsvoorstel niet alleen op de aanloop naar de franchiserelatie, maar ook op de franchiserelatie als zodanig. Voornoemd basisprincipe is vergelijkbaar met het uitgangspunt van zich gedragen als een ‘goed huurder’ of ‘goed werkgever’. Partijen dienen zich jegens elkaar redelijk en zorgvuldig te gedragen, waarbij de franchisegever naast zijn eigen belang, ook de belangen van de keten en de individuele belangen van de franchisenemer in acht moet nemen. Voornoemd uitgangspunt is uitgewerkt in de verschillende wetsartikelen van de Wet Franchise. Over deze wetsartikelen en over de mogelijke gevolgen van de Wet Franchise vertellen wij u in onze volgende artikelen graag meer.

 

De Wet Franchise is aldus ter behandeling ingediend bij de Tweede Kamer. Het is afwachten of de Wet Franchise door de Tweede Kamer wordt gewijzigd en of het wetsvoorstel ook daadwerkelijk wordt aangenomen.

Meer informatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob Klein, E: rob.klein@nysingh.nl | T: 088 752 01 19 | M: 06 10 01 80 06 of Thijs van Tilburg, E: thijs.vantilburg@nysingh.nl | T: 088 752 01 32 | M: 06 82 54 17 23.