De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat

heeft bij brief van 15 oktober 2018 de Handreiking tenderkostenvergoeding aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze Handreiking d.d. september 2018 is ontstaan uit het traject “Beter aanbesteden”.

Het doel van de Handreiking is het bieden van handvatten voor toepassen van een tenderkostenvergoeding. Dit betreft, aldus de Handreiking, een proportionaliteitsvraagstuk. Naast artikel 1.10 Aanbestedingswet 20012 en par. 3.5.5 en par. 3.8 en voorschrift 3.8 uit de Gids Proportionaliteit spelen de volgende aspecten volgens de Handreiking een rol:

  1. Geen vergoeding bij gunningscriterium laagste prijs
  2. Geen vergoeding bij een reguliere aanbesteding, wanneer geen sprake is van een extreme inspanning maar van een normale inspanning
  3. Alleen vergoeding voor geldige inschrijvingen
  4. Nadenken over een beperking in het aantal vergoedingen
  5. Geen volledige vergoeding van gemaakte kosten
  6. Ook vergoeding bij intrekking aanbesteding/mislukte aanbesteding.

Het behoeft geen betoog dat, afhankelijk van de hoogte van de gemaakte kosten, deze Handreiking zal leiden tot claims van inschrijvers die menen recht te hebben op offertekosten. Met name de termen ‘reguliere’ aanbesteding, ‘extreme’ en ‘normale’ inspanning (en de op grond daarvan voorgestelde categorisering van aanbestedingen) en de vraag welk deel van de offertekosten voor vergoeding in aanmerking komen, zullen voer voor discussie zijn. Ook de vraag wanneer bij intrekking van een aanbesteding een vergoeding voor offertekosten moet worden verstrekt zal niet zonder slag of stoot worden beantwoord.