De COVID-19 crisis leidt regelmatig tot de situatie dat een verplichting uit een aannemingsovereenkomst niet of niet op tijd kan worden nagekomen. In een dergelijke situatie kan succesvol een beroep worden gedaan op overmacht.

Wel moet daarvoor worden voldaan aan de eis:

  • dat de tekortkoming, die is ontstaan, niet voorzienbaar was (dat lijkt bij COVID 19 wel het geval);
  • er geen redelijk alternatief mogelijk is om toch na te komen (als bijvoorbeeld bouwmaterialen niet leverbaar zijn, is er wellicht wel een andere leverancier die het wel kan leveren);
  • het risico volgens het afgesloten contract of de verkeersopvattingen niet voor rekening van de aannemer komt (de aannemer is in de regel contractueel verantwoordelijk voor het doen en laten van zijn onderaannemer en leverancier).

 

In het geval van een overmacht situatie zal altijd eerst gekeken moeten worden naar wat opdrachtgever en aannemer zijn overeengekomen in hun overeenkomst of de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden.

 

Zie verder: Het coronavirus en overeenkomsten: een overmachtssituatie? 

 

De aannemer kan onder omstandigheden ook een beroep doen op aanpassing van het contract (bijvoorbeeld bijbetaling). Dat kan hij bijvoorbeeld doen op grond van artikel 6:258 BW, § 47 UAV 2012 en § 44 UAV-Gc 2005. Voor een beroep op onvoorziene omstandigheden geldt de hoofdregel dat dit alleen maar mogelijk is indien sprake is van een ‘in het contract niet voorziene omstandigheid’. Vaak zijn de buitengewone omstandigheden namelijk impliciet wel voorzien in de gesloten aannemingsovereenkomst. Te noemen in dat kader zijn onder andere:

  • 6 lid 13 UAV 2012 (§ 11 UAC-Gc 2005), waarin staat dat de aannemer recht heeft op bijbetaling indien (overheids)regelgeving is gewijzigd, waarmee de aannemer bij het bepalen van zijn aanneemsom geen rekening heeft kunnen houden; in dat geval heeft de aannemer recht op bijbetaling; er zullen verstoringen op grond van COVID-19 een gevolg zijn van overheidsregelgeving. Zie het Protocol ‘Samen veilig doorwerken’ van de Rijksoverheid.
  • 6 lid 27 UAV 2012, op grond waarvan de verantwoordelijkheid voor voorgeschreven onderaannemers of leveranciers van materialen in beginsel bij de opdrachtgever ligt; als de aannemer zijn materiaal (bijvoorbeeld grond) moet betrekken bij een voorgeschreven leverancier, en die leverancier kan dat niet of niet tijdig leveren, dan kan bijbetaling aan de orde zijn.

Voor het overige geldt ook voor een geslaagd beroep op onvoorziene omstandigheden dat sprake is van een onvoorziene omstandigheid, die van dien aard is dat de opdrachtgever naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag verwachten dat de overeenkomst ongewijzigd in stand blijft.

 

De wijziging van de overeenkomst behoeft zeker niet in te houden dat de gevolgen van de COVID 19 –crisis uitsluitend voor rekening van de opdrachtgever komen. In het algemeen wordt aangenomen dat de crisis zo bijzonder is, dat een evenwichtige verdeling van de gevolgen aan de orde is. Het is echter afhankelijk van het specifieke geval tot welke verdeling dat leidt.

Meer informatie

Neem voor meer informatie over de mogelijke gevolgen van de Coronacrisis voor een lopend project of een project dat nog gestart moet worden, contact op met Erik van der Dussen of Wouter Boonstra .