Op 13 december 2024 is de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen in het Staatsblad gepubliceerd. Deze wet is van belang voor gemeenten die te maken hebben met verzoeken om brede ondersteuning op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Voor hen gelden per 1 januari 2025 nieuwe termijnen ten aanzien van de brede ondersteuning. Ook biedt de wetgever duidelijkheid over het verstrekken van materiële voorzieningen (spullen).
Aanleiding wetswijziging: brede ondersteuning onder druk
Op basis van de Wht hebben (onder meer) alle ouders die zich hebben gemeld omdat zij mogelijk gedupeerd zijn, recht op brede ondersteuning. De brede ondersteuning is een aanvulling op het financiële herstel vanuit het Rijk.
Uitgangspunt van de brede ondersteuning is dat vanuit een plan van aanpak op vijf leefgebieden ondersteuning wordt geboden. De brede ondersteuning sluit aan bij de reguliere ondersteuning die gemeenten aan alle inwoners bieden. Eén van de uitgangspunten van de brede ondersteuning is dat de voorzieningen ruimhartig worden verstrekt. Dit betekent dat er geen toetsing plaatsvindt aan de poort. In het plan van aanpak moet wel worden gemotiveerd waarom de verstrekte voorziening noodzakelijk is voor het bereiken van de doelen op de vijf leefgebieden.
De wetgever heeft – samen met de VNG – geconstateerd dat de brede ondersteuning door gemeenten onder druk staat. Gemeenten lopen er onder meer tegenaan dat zij vooral verzoeken ontvangen voor materiële voorzieningen (spullen). Dit mede vanwege het feit dat de hersteloperatie vanuit het Rijk vertraging heeft opgelopen.
Om die reden heeft de VNG dit voorjaar de uitgangspunten voor brede ondersteuning al aangescherpt. De aangescherpte uitgangspunten zijn nu door de wetgever verankerd in de Wht. De wetgever introduceert met de onderhavige wijziging van de Wht enkele termijnen en biedt meer duidelijkheid over de rol van materiële voorzieningen.
Introductie van termijnen
Ten eerste wordt geregeld dat binnen acht weken na het eerste gesprek het plan van aanpak wordt opgesteld. Dit plan van aanpak vermeldt de datum waarop het eerste gesprek is gevoerd en kan in de eerste fase van de ondersteuning een plan van aanpak op hoofdlijnen zijn. Ongewijzigd blijft het uitgangspunt dat het plan van aanpak de basis vormt voor de brede ondersteuning.
In de wet wordt daarnaast een uiterste termijn voor de brede ondersteuning bepaald. De brede ondersteuning eindigt nadat de rechthebbende naar het oordeel van het college een nieuwe start heeft kunnen maken in het kader van herstel, maar uiterlijk twee jaar na het eerste gesprek.
Opvallend is dat de wetgever er niet voor heeft gekozen om de beëindiging van de brede ondersteuning te laten afhangen van de afronding van de financiële hersteloperatie. Het is dus mogelijk dat de brede ondersteuning door gemeenten eindigt voordat het financieel herstel is afgerond. De Staatssecretaris heeft deze keuze gemaakt omdat zij het in het belang van zowel de rechthebbenden als de gemeenten acht om duidelijkheid te hebben over de beëindiging van brede ondersteuning. Voor gemeenten moet dit de planning en inzet van de capaciteit overzichtelijker maken.
Echter, volgens de Staatssecretaris hoeft dit niet te betekenen dat alle voorzieningen of beschikkingen na twee jaar ook echt stoppen. De tweejaarstermijn geldt voor het vaststellen van aanspraken en afspraken. Een beslissing over de te bieden ondersteuning moet binnen twee jaar genomen worden, maar de verstrekking kan langer doorlopen, afhankelijk van wat nodig is. In schrijnende gevallen kan bovendien op grond van de in de wet opgenomen hardheidsclausule van de tweejaartermijn worden afgeweken. De reguliere gemeentelijke hulpverlening blijft na die twee jaren beschikbaar voor wie dat nodig heeft. De gemeente moet in dat geval zorgen voor een warme overdracht.
Verduidelijking rol van materiële voorzieningen
De wetswijziging biedt daarnaast duidelijkheid over de rol van materiële voorzieningen binnen de brede ondersteuning. Volgens de wetgever staat het recht op brede ondersteuning niet gelijk aan een recht op een materiële voorziening. De wetgever sluit niet uit dat er in het kader van brede ondersteuning materiële voorzieningen worden verstrekt, maar neemt als uitgangspunt dat dit binnen zes maanden na het eerste gesprek zal plaatsvinden.
Inwerkingtreding wet en overgangsregeling
De termijnen gelden per 1 januari 2025. De wet voorziet voorts in een overgangsregeling. Indien voor 1 januari 2025 het eerste gesprek heeft plaatsgevonden maar nog geen plan van aanpak is opgesteld, dan gaan de zes maanden termijn en de tweejaren termijn lopen vanaf 1 januari 2025.