Op 12 februari 2020 is het wetsvoorstel Wet franchise ingediend bij de Tweede Kamer. Wat gaat er voor u als franchisenemer of franchisegever veranderen?

Meestal heeft de franchisegever als rechthebbende een zeker overwicht in de franchiseformule. De franchisenemer zit in een afhankelijke positie, wat kan leiden tot ongewenste situaties voor de franchisenemer. Het wetsvoorstel beoogt de positie van de franchisenemer ten opzichte van de franchisegever te versterken.

 

In het wetsvoorstel staat centraal dat partijen zich dienen te gedragen als ‘goed franchisegever’ en ‘goed franchisenemer’. Zij moeten zich redelijk en zorgvuldig, opstellen tegenover elkaar en zich niet alleen laten leiden door het eigen belang, maar ook door het belang van de contractspartij in de franchiseketen. Wanneer de belangen onderling botsen, is het vanuit dit basisprincipe de bedoeling dat u als franchisegever of franchisenemer in de foodsector het gesprek met elkaar aangaat en dat u zich inspant om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen.

De franchiseovereenkomst

De franchiseovereenkomst wordt met de Wet franchise voor het eerst specifiek in de wet geregeld. Dat betekent dat de franchiseovereenkomst daardoor tot de benoemde overeenkomsten zal gaan behoren. De franchiseovereenkomst wordt dan niet alleen beheerst door de regels van het algemene overeenkomstenrecht, maar dus ook door specifieke wetgeving.

 

Wanneer is er sprake van een franchiseovereenkomst? In het wetsvoorstel staat de volgende definitie:
“De franchiseovereenkomst is de overeenkomst waarbij de franchisegever aan een franchisenemer tegen vergoeding het recht verleent en de verplichting oplegt om een franchiseformule op de door de franchisegever aangewezen wijze te exploiteren voor de productie of verkoop van goederen dan wel het verrichten van diensten.”

 

Wanneer de relatie tussen partijen zich kwalificeert als een franchiserelatie, en de overeenkomst dus alle bovengenoemde elementen heeft van een franchiseovereenkomst, dan zijn de bepalingen van de Wet franchise van toepassing.

De Wet franchise op hoofdlijnen

Precontractuele informatie en stand-still periode

Een belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel is de versterking van de informatiepositie van de franchisenemer, zowel in de precontractuele fase als gedurende de looptijd van de franchiseovereenkomst. Zo moet de franchisegever aan de franchisenemer:

  • de conceptfranchiseovereenkomst voorleggen; en ook
  • financiële informatie verschaffen, waaronder de door de franchisenemer te betalen vergoedingen en opslagen; en
  • informatie die redelijkerwijs van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Zo zal de franchisegever bijvoorbeeld informatie moeten verschaffen over zijn financiële positie en over de beoogde locatie van de franchiseonderneming. De franchisegever heeft echter geen prognoseplicht. Wel dient de franchisegever informatie te verschaffen over de vestigingsplaats, bijvoorbeeld informatie over een eerdere franchisegever die de franchiseformule heeft geëxploiteerd of informatie over vergelijkbare vestigingen van de franchiseketen. Het gaat daarbij om informatie die redelijkerwijs voor de franchisegever beschikbaar moet zijn.

 

Andere informatie die de franchisegever ter beschikking moet stellen is:

  • informatie over de wijze en frequentie van overleg tussen hem en de franchisenemer gedurende de franchiseovereenkomst;
  • de mate van concurrentie van de franchisegever; en
  • of de franchisenemer kennis kan nemen van omzet gerelateerde gegevens.

De franchisenemer dient op zijn beurt tijdig informatie te verstrekken aan de franchisegever over zijn financiële positie, voor zover deze redelijkerwijs van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst.

 

De franchisegever moet de informatie die hij op grond van de Wet franchise aan de franchisenemer dient te verschaffen, ten minste vier weken voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst aan de franchisenemer verstrekken. Gedurende deze stand-still periode mag de franchisegever geen wijzigingen in de conceptfranchiseovereenkomst aanbrengen, tenzij die wijzigingen in het voordeel van de franchisenemer zijn. Ook mag de franchisegever geen met de franchiseovereenkomst onlosmakelijk verbonden overeenkomsten, zoals een huurovereenkomst van het pand waar de kandidaat-franchisenemer zich kan gaan vestigen, aangaan. Een uitzondering geldt voor de geheimhoudingsovereenkomst.

 

Tegenover de informatieplicht van de franchisegever staat de onderzoeksplicht van de franchisenemer. De stand-still periode is bedoeld om de franchisenemer de kans te geven de van de franchisegever ontvangen informatie te beoordelen en advies in te winnen van een deskundige. Het is voor u als franchisenemer dus van groot belang dat u de ontvangen informatie beoordeelt of laat beoordelen. U bent als kandidaat-franchisenemer namelijk verplicht om maatregelen te nemen die nodig zijn om te voorkomen dat u op basis van een onjuiste veronderstelling de franchiseovereenkomst sluit.

 

Voor u als franchisegever is het juist van groot belang alle in de Wet franchise genoemde informatie tijdig aan de kandidaat-franchisenemer te verschaffen, op basis waarvan de kandidaat-franchisenemer een gedegen afweging kan maken.

 

Informatieplicht gedurende de franchiseovereenkomst

Ook gedurende de looptijd van de franchiseovereenkomst heeft de franchisegever een informatieplicht richting de franchisenemer. Zo moet de franchisenemer geïnformeerd worden over:

  • voorgenomen wijzigingen van de franchiseovereenkomst;
  • verlangde investeringen;
  • een besluit tot gebruik van een afgeleide formule; en
  • alle andere informatie waarvan de franchisegever redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat deze van belang is voor het uitvoeren van de franchiseovereenkomst door de franchisenemer.

Ook dient de franchisegever de franchisenemer in ieder geval jaarlijks te informeren over de dekkingsgraad van de financiële bijdragen van de franchisenemer aan de kosten van de franchisegever. En er moet ten minste eenmaal per jaar overleg plaatsvinden tussen de franchisegever en franchisenemer. Daarnaast dient de franchisegever verantwoording af te leggen voor de besteding van de financiële bijdrage van de franchisenemer.

 

Commerciële en technische ondersteuning van de franchisenemer

Ook bij de exploitatie is een ondersteunende rol voor de franchisegever in de foodsector weggelegd. De franchisegever is namelijk verplicht om de bijstand en commerciële en technische ondersteuning te geven die de franchisenemer redelijkerwijs nodig heeft om de franchiseformule te kunnen exploiteren. Hoe ver de verplichting van de franchisegever reikt, hangt af van het type franchiseformule. In de regel reikt deze verplichting bij hard franchise, waar strikte regels voor de exploitatie van de franchiseformule door de franchisegever worden gehanteerd, voor de franchisegever verder dan bij soft franchise, waar de franchisenemer een grote mate van vrijheid heeft om de franchiseformule te exploiteren.

 

Goodwill en non-concurrentiebeding

Ook met betrekking tot de inhoud van de franchiseovereenkomst geeft de Wet franchise een aantal vereisten. Zo moet in een franchiseovereenkomst over goodwill in ieder geval staan:

  • hoe deze wordt vastgesteld en of goodwill aanwezig is in de onderneming van de franchisenemer;
  • welke omvang deze goodwill heeft;
  • in welke mate de goodwill aan de franchisenemer is toe te rekenen;
  • op welke wijze de goodwill, die redelijkerwijs is toe te rekenen aan de franchisenemer, bij beëindiging van de franchiseovereenkomst aan de franchisenemer wordt vergoed ingeval de franchiseonderneming door de franchisegever of een derde wordt overgenomen.

Een non-concurrentiebeding is in beginsel toegestaan, zij het dat deze slechts geldig is indien:

  • deze schriftelijk is vastgelegd;
  • de beperking tot het uitoefenen van werkzaamheden alleen betrekking heeft op goederen en diensten die concurreren met de goederen en diensten waarop de franchiseovereenkomst betrekking heeft;
  • de franchisegever kan aantonen dat de beperking onmisbaar is om de door de franchisegever aan franchisenemer overgedragen knowhow te beschermen;
  • de geografische reikwijdte niet ruimer is dan het gebied waarbinnen de franchisenemer de franchiseformule op grond van de franchiseovereenkomst heeft geëxploiteerd;
  • de geldigheid beperkt is tot de duur van één jaar na het einde van de franchiseovereenkomst.

Kortom, de wetgever stelt in de Wet franchise strenge eisen aan een non-concurrentiebeding.

 

Instemming franchisenemer

Daarnaast kan het voorkomen dat de franchisegever toestemming nodig heeft van de franchisenemer voor bepaalde wijzigingen in de franchiseformule of bedrijfsvoering. De Wet franchise voorziet in een instemmingsrecht voor de franchisenemer in het specifieke geval dat de franchisegever wijzigingen doorvoert in de franchiseformule of een afgeleide formule wil gaan exploiteren, die van invloed kunnen zijn op de franchisenemer, maar geen wijziging in de franchiseovereenkomst teweeg brengen.

 

Toestemming van de franchisenemer is nodig indien de financiële bijdrage of bijdrage in de kosten uitstijgt boven een in de franchiseovereenkomst bepaald niveau. Indien hieromtrent niets is geregeld in de franchiseovereenkomst, is altijd toestemming van de franchisenemer vereist. Voor de franchisegever kan het van belang zijn een dergelijke drempel op te nemen in de franchiseovereenkomst, om te voorkomen dat vaak toestemming moet worden verkregen.

 

Op welke wijze deze toestemming wordt verkregen, is aan de franchisegever:

  • ofwel er wordt instemming van de meerderheid van de franchisegevers verkregen;
  • ofwel er wordt instemming verkregen van iedere franchisenemer die wordt geraakt door de financiële implicaties van de wijziging.

Dwingend recht

Zoals hiervoor beschreven mogen partijen niet ten nadele van de franchisenemer afwijken van de bepalingen in de Wet franchise. Elk beding dat in strijd is met de dwingendrechtelijke bepalingen van de Wet franchise is vernietigbaar. Een beding dat strijdig is met de bepalingen over het goodwill- en non-concurrentiebeding is zelfs nietig.

Inwerkingtreding

De bepalingen in de Wet franchise gaan, als het wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer wordt aangenomen, vanaf het tijdstip van inwerkingtreding gelden voor alle lopende en nog te sluiten franchiseovereenkomsten. Vanaf inwerkingtreding dienen alle franchiseovereenkomsten dus te voldoen aan de eisen van de Wet franchise. Voor de bepalingen over het goodwill- en non-concurrentiebeding geldt een overgangsperiode van twee jaar, waarbinnen partijen de tijd krijgen om afspraken te maken die in lijn zijn met de dwingendrechtelijke bepalingen van de Wet franchise.

Advies

Wij adviseren u om nu al naar uw lopende franchiseovereenkomsten te (laten) kijken om na te (laten) gaan of deze aangepast moeten worden, zodat ze voldoen aan de nieuwe wetgeving. En ook nieuw af te sluiten franchiseovereenkomsten tegen het licht van de Wet franchise te houden. Dit kan u een hoop onnodige juridische procedures en dus kosten besparen.