Eerder schreven wij over de brief van de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: de AP), waarin de toezichthouder aandacht vraagt voor de noodzaak van actieve openbaarmaking van persoonsgegevens door publicatie van besluitenlijsten e.d. op internet. In de uitspraak van 28 februari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:702) oordeelt de Afdeling over een soortgelijke vraag.

De casus

Appellant heeft een Wob-verzoek ingediend, waar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert in de vergadering van 5 november 2013 over heeft beslist. In de besluitenlijst van die vergadering staan de initialen, achternaam en het adres van de appellant vermeld. De besluitenlijst is op de website van de gemeente gepubliceerd.
Appellant verzoekt het college vervolgens op 18 mei 2015 om op grond van artikel 36 Wbp zijn persoonsgegevens van de besluitenlijst op de website van de gemeente te verwijderen. Artikel 36 Wbp bepaalt dat de betrokkene de verantwoordelijke onder meer kan verzoeken de verwerkte persoonsgegevens te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt.
Het college weigert aan dit verzoek te voldoen, omdat de besluitenlijst op grond van artikel 60 van de Gemeentewet terecht is gepubliceerd.

 

Appellant betoogt in hoger beroep dat het openbaar maken van zijn persoonsgegevens niet ter zake dienend is (lees: niet noodzakelijk is) gelet op het doel van de publicatie van de besluitenlijsten, te weten het verschaffen van openbaarheid en transparantie over besluitvorming van het college. Daarnaast zijn er volgens appellant risico’s verbonden aan het openbaar maken van persoonsgegevens. Dat blijkt volgens appellant uit de Richtsnoeren inzake actieve openbaarmaking en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van het College bescherming persoonsgegevens (thans: de AP).

Oordeel Afdeling

De Afdeling stelt allereerst vast dat het college op grond van artikel 60, derde lid, van de Gemeentewet de besluitenlijst openbaar dient te maken. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt volgens de Afdeling dat daarbij zeer terughoudend gebruik moet worden gemaakt van anonimiseren. Gelet hierop, is de verwerking van persoonsgegevens, bestaande uit het openbaar maken van een niet-geanonimiseerde besluitenlijst van het college, naar het oordeel van de Afdeling in beginsel ter zake dienend.

 

Openbaarmaking van de besluitenlijst dient volgens de Afdeling achterwege te blijven voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang, waaronder ook de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer kan worden begrepen.

 

De Afdeling maakt vervolgens een belangenafweging tussen het belang bij eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het belang bij het publiceren van de lijst op internet. Bij deze afweging dienen volgens de Afdeling in ieder geval de aard van het besluit waarmee de betrokkene in verband wordt gebracht te worden betrokken en de met het openbaar maken van persoonsgegevens op internet gepaard gaande risico’s, zoals beschreven in de hiervoor genoemde Richtsnoeren inzake actieve openbaarmaking en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.

 

Appellant heeft niet toegelicht waarom zijn persoonlijke levenssfeer ernstig zou worden aangetast doordat zijn initialen, achternaam en woonplaats op internet zijn gepubliceerd en in verband worden gebracht met een door hem ingediend Wob-verzoek over loonstaten, dan wel salarisstroken. De Afdeling oordeelt daarom dat het belang bij openbaarmaking zwaarder weegt dan het belang van appellant bij eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en het college het verzoek in zoverre heeft mogen afwijzen.
Voor openbaarmaking van het adres van appellant ligt het voorgaande volgens de Afdeling anders. Het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer weegt in dit geval zwaarder voor zover het de openbaarmaking van het adres betreft. De Afdeling acht de verwerking van persoonsgegevens in zoverre in strijd met het openbaar belang. Het college dient de adresgegevens daarom te verwijderen.

Tot besluit

De benadering van de Afdeling lijkt te verschillen van de benadering van de AP. Waar de AP stelt dat artikel 60 van de Gemeentewet in de meeste gevallen niet in een grondslag voor publicatie van persoonsgegevens voorziet, gaat de Afdeling ervan uit dat het openbaar maken van persoonsgegevens in een niet-geanonimiseerde besluitenlijst in beginsel ter zake dienend is.

 

De Afdeling lijkt in haar uitspraak geen aandacht te besteden aan de noodzaak van de verwerking van persoonsgegevens. Bij de beoordeling van de noodzakelijkheid van de gegevensverwerking dient ook te worden beoordeeld of het college met een minder vergaande verwerking van persoonsgegevens had kunnen volstaan. Uit de uitspraak blijkt niet waarom de openbaarmaking van de persoonsgegevens bijdraagt aan het verschaffen van openbaarheid en transparantie over besluitvorming van het college.
In deze uitspraak oordeelt de Afdeling over de wijze waarop de belangen bij openbaarmaking van besluitenlijsten moet worden afgewogen. Wij vragen ons echter wel af of de belangenafweging door de Afdeling zoals die uit deze uitspraak volgt zich verdraagt met de lijn van de AP op dit punt. Overheden doen er goed aan de strengere criteria van de AP als uitgangspunt te nemen.

Meer informatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Carola van Andel, E: carola.vanandel@nysingh.nl | T: 026 357 57 34 | M: 06 13 00 45 93 of Maarten van Nijendaal, E: maarten.vannijendaal@nysingh.nl | T: 026 357 56 29 | M: 06 22 17 66 54.