In deze zaak komt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) terug van een beperking, die zij in eerdere rechtspraak aan artikel 6:19 van de Awb had gegeven.

ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3508

 

In artikel 6:19, eerste lid, Awb is bepaald, dat het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

 

Op grond van artikel 6:19, eerste lid, ontstaat een beroep van rechtswege in ieder geval voor de indiener van het aanhangige beroep als hangende een beroep een 6:19-besluit afkomt, tenzij deze daarbij onvoldoende (proces)belang heeft.

 

Uit de uitspraak van 19 april 2001 (zaaknr. 200001166/1) volgt, dat als bij het besluit meerdere belanghebbenden zijn betrokken, geen beroep van rechtswege ontstaat aan de zijde van een belanghebbende, die niet de indiener van het aanhangige rechtsmiddel is (bijvoorbeeld een derde belanghebbende).

 

In de uitspraak van 18 november 2015 komt de Afdeling op deze lijn terug. Voortaan moet ook aan derde belanghebbenden de gelegenheid worden geboden een zienswijze te geven op het in beroep genomen nieuwe besluit. De bestuursrechter moet de eventueel daartegen geformuleerde bezwaren als de gronden van het van rechtswege ontstane beroep aanmerken.
Het gevolg van deze nieuwe lijn is, dat in meerpartijengeschillen het aantal appellanten gedurende de (hoger)beroepsprocedure kan worden uitgebreid.