Medische gegevens en (medische) persoonsgegevens zijn vertrouwelijk en lenen zich niet voor openbaarmaking aan een ieder op grond van de WOB.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘de Afdeling’) heeft een belangrijke uitspraak (ECLI:NL:RVS:2019:2718) gedaan over de openbaarheid van calamiteitenrapportages van zorgaanbieders.

 

Achtergrond van de uitspraak is een Wob-verzoek van een patiënte van het  ziekenhuis en haar echtgenoot aan de Minister van VWS met het oog op openbaarmaking van een groot aantal documenten die verband hielden met een calamiteit waarbij zij betrokken was en waar de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (‘de IGJ’) onderzoek naar had gedaan.  Het ziekenhuis had deze documenten overigens wel integraal en rechtstreeks aan patiënte en haar echtgenote verstrekt, maar deze meenden dat deze voor een ieder openbaar moesten worden gemaakt op grond van de Wob.

 

Hoewel de IGJ een aantal documenten, al dan niet gedeeltelijk, openbaar had gemaakt, werd openbaarmaking van documenten met medische gegevens en (medische) persoonsgegevens (gedeeltelijk) geweigerd. Het ziekenhuis heeft zich achter dit oordeel van de IGJ geschaard. Het ziekenhuis achtte het niet alleen voor zichzelf maar voor alle zorginstellingen van principieel belang dat calamiteitenrapportages met daarin medische gegevens waarover de IGJ beschikt uit hoofde van diens toezichthoudende taak, niet via de Wob openbaar kunnen worden gemaakt. Daarmee zou immers afbreuk worden gedaan aan het medisch beroepsgeheim van de zorgverleners binnen zorginstellingen. Dit geldt in het bijzonder voor interne calamiteitenrapporten die door zorginstellingen zelf worden opgesteld en aan de IGJ als toezichthouder worden voorgelegd. Indien die gegevens openbaar moeten worden gemaakt zou dit er toe leiden dat zorginstellingen minder informatie met de IGJ delen, wat de kwaliteit van het toezicht niet ten goede zal komen.

 

De Afdeling volgt de Minister en het ziekenhuis op dit punt. De Afdeling stelt voorop dat de artikelen 7:457 en 7:458 BW, waarin het medisch beroepsgeheim is vastgelegd, een bijzondere openbaarmakingsregeling bevatten met een uitputtend karakter, die voorgaat op de Wob. Dit geldt ook voor het afgeleide beroepsgeheim van bijvoorbeeld de toezichthouders van de IGJ, dat is vastgelegd in artikel 24 lid 4 Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (‘Wkkgz’). Het beroepsgeheim kan weliswaar worden doorbroken indien toestemming als bedoeld in artikel 7:457 BW wordt gegeven, maar die toestemming kan niet worden gegeven voor openbaarmaking aan een ieder op grond van de Wob.

 

Indien niet-medische passages vanwege de onderlinge verwevenheid inzicht kunnen geven in de medische gegevens in een document, waarop een geheimhoudingsplicht rust, zoals in dit geval, kan openbaarmaking van een document bovendien integraal worden geweigerd.

 

Een ander belangrijk beslispunt van de Afdeling heeft betrekking op andere (medische) persoonsgegevens. Deze gegevens vallen niet onder de geheimhoudingsplicht van de Wkkgz, zodat openbaarmaking moet worden getoetst aan de Wob. De Afdeling heeft het van doorslaggevend belang geacht dat een hulpbehoevende erop moet kunnen vertrouwen dat een zorgverlener geen gegevens over hem openbaar maakt. Met openbaarmaking van documenten inclusief persoonsgegevens zou de suggestie kunnen uitgaan dat medische persoonsgegevens niet veilig in handen zijn van het ziekenhuis en de IGJ. Dit vormt een risico op afbreuk aan het vertrouwen in het ziekenhuis  en de IGJ, aldus de Afdeling. Zorgverleners kunnen daardoor terughoudender worden in het verstrekken van informatie aan de IGJ waardoor het goed functioneren van de IGJ in het geding kan komen. Het belang van openbaarheid weegt volgens de Afdeling niet op tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de IGJ (artikel 10 lid 2 aanhef en onder g Wob).

 

Het standpunt van verzoekers dat aan deze bezwaren kon worden tegemoetgekomen door in het besluit tot openbaarmaking te vermelden dat zij toestemming hadden gegeven voor openbaarmaking, werd niet gevolgd. Aan de genoemde bezwaren tegen openbaarmaking van (medische) persoonsgegevens wordt naar het oordeel van de Afdeling met het vermelden van toestemming niet tegemoetgekomen. De Afdeling volgt daarmee de stelling van de Minister dat de vermelding van toestemming in het openbaarmakingsbesluit weinig waarde heeft omdat de documenten voor een ieder openbaar worden gemaakt en de lezer vaak geen kennis zal nemen van het onderliggende openbaarmakingsbesluit.

 

De uitspraak bevestigt de bijzondere positie van medische gegevens en (medische) persoonsgegevens over patiënten. Deze behoren vertrouwelijk te blijven en lenen zich niet voor openbaarmaking aan een ieder op grond van de Wob. Deze vertrouwelijkheid is een van de kernwaarden van de medische wereld en dient te worden gerespecteerd. Zou dit niet gebeuren, dan zou dat er bovendien toe kunnen leiden dat de IGJ minder informatie verkrijgt van zorginstellingen en haar toezichthoudende taak minder goed zou kunnen uitoefenen.

 

De uitspraak is bovendien in lijn met het voorgenomen besluit om alleen calamiteitenrapporten van de IGJ zelf actief openbaar te maken op grond van het recent in werking getreden artikel 44 Gezondheidswet. Interne calamiteitenrapporten die door een zorginstelling zelf zijn opgesteld, zijn nadrukkelijk uitgesloten van openbaarmaking. Achtergrond hiervan is eveneens de vrees dat zorginstellingen minder informatie verstrekken aan de IGJ indien die gegevens openbaar moeten worden gemaakt door de IGJ.