Een historische buitenplaats kan worden gerangschikt onder de Natuurschoonwet 1928 (NSW). De eigenaar geniet daardoor fiscale voordelen.

In het Rangschikkingsbesluit zijn de voorwaarden voor rangschikking opgenomen. Onlangs boog de Rechtbank Den Haag zich over de vraag of een buitenplaats in Wassenaar voldeed aan de rangschikkingsvoorwaarden.

Wat is een historische buitenplaats?

Dat is een landgoed met een tuin of park van vóór 1900 van tenminste 1 hectare.

 

Op dat landgoed moet een in oorsprong versterkt huis, kasteel, buitenhuis of landhuis, eventueel met bijgebouwen, zijn gelegen. De buitenplaats als complex – of ten minste één van de onderdelen daarvan – moet een rijksmonument zijn. Dat hoeft niet het hoofdgebouw van de buitenplaats te zijn. Het kan ook een bijgebouw of een andere opstal zijn die tot de buitenplaats behoort. Dat monument moet zijn ingeschreven in het rijksmonumentenregister.

 

De tuin of het park moet architectonisch met het complex verbonden zijn en vóór 1900 zijn aangelegd. Deze eerste aanleg moet nog herkenbaar aanwezig zijn.

 

Het jaartal 1900 geldt sinds de wijziging van het Rangschikkingsbesluit per 1 januari 2021. Onder het oude Rangschikkingsbesluit was de voorwaarde gesteld dat de historische tuin of het historische park vóór 1850 moest zijn aangelegd.

Waar ging de zaak over?

Een BV doet een aanvraag om een nog te verwerven landgoed/rijksmonument te rangschikken onder de NSW. In eerste instantie wordt de aanvraag niet ontvankelijk verklaard. In tweede instantie wordt de aanvraag ongegrond verklaard. De BV stelt daarop beroep in bij de Rechtbank. In geschil is of het landgoed kwalificeert als een historische buitenplaats als bedoeld in de NSW.

Aan welk Rangschikkingsbesluit wordt getoetst?

De Rechtbank is van oordeel dat het verzoek om rangschikking van 8 september 2016 getoetst moet worden aan de regels die toen van toepassing waren. Een rangschikking gaat namelijk in op de datum dat het verzoek hiertoe wordt gedaan. Op dat moment gold dat dat de historische tuin of het historische park vóór 1850 moest zijn aangelegd. De Rechtbank geeft aan dat er voor situaties als deze geen overgangsrecht is.

Architectonische verbondenheid tuin/park met hoofdgebouw?

De BV dient aan de hand van kaart- en/of beeldmateriaal inzichtelijk te maken hoe de tuin- of parkaanleg er vóór 1850 uitzag. De Rechtbank geeft aan dat alleen dan beoordeeld kan worden of de tuin of het park inderdaad nog herkenbaar aanwezig is.

 

Uit de door de BV overlegde rapporten is volgens de Rechtbank niet aannemelijk dat er vóór 1850 sprake was van een met het hoofdhuis architectonisch verbonden historische tuin of historisch park van tenminste 1 hectare. De formele geometrische vorm van de tuin in samenhang met het hoofdgebouw die dateerde van vóór 1850 ligt namelijk op een andere locatie dan het huidige kasteel met bijbehorende tuin. Alleen daarom zijn er geen elementen meer van een vroegere tuinaanleg en is er per definitie geen sprake van (een deel van) een buitenplaats van vóór 1850.

Aanleunrangschikking?

De BV heeft tevens een verzoek ingediend om aan te leunen tegen een rangschikking van het aangrenzende parkbos van de gemeente Wassenaar. Dit parkbos is echter niet gerangschikt, zodat er van een aanleunrangschikking geen sprake kan zijn.

Gelijkheidsbeginsel?

De eigenaar doet tot slot nog een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De Rechtbank oordeelt dat dit beroep geen doel treft, omdat de door de BV aangevoerde rangschikkingen betrekking hebben op landgoederen met minimaal 5 hectare en niet op rangschikkingen van historische buitenplaatsen.

Beroep ongegrond

De Rechtbank oordeelt op grond van het bovenstaande dat het beroep van de eigenaar ongegrond is. Het landgoed voldoet niet aan de rangschikkingsvoorwaarden.