De belastingkamer van de Hoge Raad heeft op 4 mei 2018 een interessante uitspraak gedaan over de vraag welke stukken onder de op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 Awb vallen.

(ECLI:NL:HR:2018:672)

 

De Hoge Raad stelt voorop dat artikel 8:42, lid 1 Awb ertoe strekt dat de gegevens die van belang zijn voor de beoordeling van het in beroep bestreden besluit van het bestuursorgaan aan de rechter – en de wederpartij – beschikbaar worden gesteld. De in die bepaling neergelegde verplichting heeft tot doel te waarborgen dat een geschil over een besluit wordt beslecht op basis van alle relevante feitelijke gegevens die aan het bestuursorgaan ter beschikking staan, zodat de belanghebbende zich daarover kan uitlaten en de rechter daarmee bij zijn beoordeling rekening kan houden.

Uitgangspunten

De Hoge Raad formuleert de volgende uitgangspunten voor de beoordeling van de vraag welke stukken onder artikel 8:42 Awb vallen:

  • Tot de op grond van artikel 8:42, lid 1 Awb over te leggen stukken behoren alle stukken die het bestuursorgaan ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten. Daarbij is niet van belang of het bestuursorgaan de stukken heeft gebruikt ter onderbouwing van zijn besluit.
  • Ook stukken die pas in de loop van het beroep of hoger beroep ter beschikking van het bestuursorgaan zijn gekomen, vallen onder de reikwijdte van artikel 8:42 Awb.
  • Tot de door het bestuursorgaan over te leggen stukken behoren niet stukken die zich bevinden onder derden en die niet aan het bestuursorgaan zijn verstrekt, ook al is het bestuursorgaan bekend met het bestaan daarvan.
  • Stukken die het bestuursorgaan wel heeft gebruikt ter onderbouwing van zijn besluit, maar die voor de beoordeling van de zaak door de rechter niet (langer) van belang zijn, behoren niet tot de op de zaak betrekking hebbende stukken.
  • De verplichting om stukken over te leggen, ziet niet slechts op de voor de beoordeling van de zaak relevante passages: als een stuk passages bevat die op de zaak betrekking hebben, dan is dit stuk volgens de Hoge Raad als geheel een op de zaak betrekking hebbend stuk.

Indien het bestuursorgaan verzuimt om de op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen, dan is het volgens de Hoge Raad, gelet op artikel 8:31 Awb, aan de rechter om daaruit de gevolgtrekkingen te maken die hem geraden voorkomen. De rechter mag onder omstandigheden de gevolgtrekking maken dat voorbijgegaan moet worden aan dit verzuim.

Elektronische stukken

De Hoge Raad overweegt verder nog dat artikel 8:42, lid 1 Awb niet beperkt is tot op papier vastgelegde gegevens: ook in elektronische vorm vastgelegde, op de zaak betrekking hebbende gegevens, die – op papier of in andere vorm – leesbaar of anderszins waarneembaar kunnen worden gemaakt, dienen overgelegd te worden. Softwareprogramma’s en andere elektronische systemen voor gegevensverwerking zijn echter in beginsel niet aan te merken als op de zaak betrekking hebbende stukken.

Tot besluit

Met de uitspraak van 4 mei 2018 heeft de Hoge Raad duidelijke uitgangspunten geformuleerd. Latere rechtspraak zal moeten uitwijzen of de andere hoogste bestuursrechters de door de Hoge Raad geformuleerde uitgangspunten zullen volgen.

Meer informatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Maarten van Nijendaal, E: maarten.vannijendaal@nysingh.nl | T: 088 752 02 37 | M: 06 22 17 66 54 of Mark Tunnissen, E: mailto:mark.tunnissen@nysingh.nl| T: 088 752 02 27 | M: 06 12 64 52 14.