Sinds 1 februari 2019 moeten toezichtgegevens op grond van de Jeugdwet openbaar worden gemaakt. Dit volgt uit artikel 9.7 t/m 9.10 Jeugdwet en het Besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet.

Ten tijde van de introductie van deze openbaarmakingsplicht schreef ik al een blog over de omvang van deze plicht. Recent heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) zich voor het eerst uitgelaten over deze openbaarmakingsplicht.

Welke informatie moet openbaar worden gemaakt?

Nog even terug naar de informatie die openbaar moet worden gemaakt. Het betreft op dit moment:

 

  • inspectierapporten van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV);
  • kennisgevingen over intensivering van het toezicht; en
  • besluiten naar aanleiding van controles en onderzoeken:
  • aanwijzingen;
  • bevelen, inclusief besluiten tot verlenging;
  • lasten onder bestuursdwang en lasten onder dwangsom, inclusief besluiten tot verlenging daarvan;
  • besluiten tot beëindiging van lasten onder dwangsom en bestuursdwang en kennisgevingen dat de bij de in de besluiten getroffen maatregelen zijn geëindigd of dat aan de bij het besluit opgelegde voorwaarden is voldaan.

 

Afhankelijk van welke informatie het betreft, vindt de openbaarmaking plaats door de Minister van VWS, de Minister voor Rechtsbescherming of het bestuursorgaan dat het bevel heeft genomen. De informatie zal in geval van openbaarmaking worden geplaatst op de website van de IGJ of de IJenV.

 

De toezichtgegevens mogen pas twee weken na het openbaarmakingsbesluit openbaar worden gemaakt, zodat de betrokkenen nog kunnen proberen openbaarmaking tegen te gaan door binnen deze termijn bezwaar te maken en bij de rechter een voorlopige voorziening tot schorsing van het openbaarmakingsbesluit te vragen. Bij de rechter zal het openbaarmakingsbesluit alleen worden geschorst indien het aannemelijk is dat de openbaar te maken gegevens niet juist zijn of de handhavingsmaatregel naar verwachting niet in stand zal blijven.

Het toetsingskader

De Afdeling heeft zich op 2 september 2020 voor het eerst uitgelaten over een openbaarmakingsbesluit op grond van de Jeugdwet en verduidelijkt in welke gevallen aanleiding kan bestaan om het besluit tot openbaarmaking te vernietigen of te schorsen en in welke gevallen niet. Aan de hand van de wetsgeschiedenis benadrukt de Afdeling dat de rechter uitdrukkelijk geen ruimte heeft voor een belangenafweging, omdat die afweging al is gemaakt door de wetgever.

 

Het belang van transparantie prevaleert boven het individuele belang van de jeugdhulpaanbieder, zoals mogelijk te lijden reputatieschade. Het ontbreken van een belangenafweging is een belangrijk verschil met het openbaarmakingsregime op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) op grond waarvan tot 1 februari 2019 toezichtgegevens openbaar konden worden gemaakt. Voor een belangenafweging is uitsluitend plaats waar het gaat om persoonsgegevens. Daarvoor geldt op grond van het in artikel 8 EVRM vastgelegde recht op privéleven dat moet worden getoetst of openbaarmaking geen ontoelaatbare inbreuk maakt op dit recht.

 

De toetsing van een openbaarmakingsbesluit zal volgens de Afdeling beperkt blijven tot de vraag of voor de vaststellingen van feitelijke aard in de openbaar te maken informatie een voldoende feitelijke basis aanwezig is. De waardering van feiten en oordelen maakt geen deel uit van die toets.

 

Het door de Afdeling geconcretiseerde toetsingskader maakt duidelijk dat alleen van openbaarmaking moet worden afgezien als de inhoud van de openbaar te maken informatie niet juist is. In dat geval zou het publiek niet juist worden geïnformeerd en komt openbaarmaking in strijd met het doel van de wet (artikel 9.8 lid 9 Jeugdwet).

Handvatten voor de praktijk

Hoewel er een openbaarmakingsplicht geldt, betekent dat dus nog niet dat een procedure tegen een openbaarmakingsbesluit een gelopen race is. Indien u meent dat de inhoud van de openbaar te maken informatie feitelijk niet juist is, waardoor het publiek met openbaarmaking onjuist wordt geïnformeerd, kan een voorlopige voorziening tot schorsing van het openbaarmakingsbesluit toch lonen. Het is wel van belang binnen de ‘stand still’ periode van twee weken na het openbaarmakingsbesluit bezwaar te maken en een voorlopige voorziening te vragen.

 

Daarnaast kan door de jeugdhulpaanbieder een schriftelijke reactie worden gegeven over het besluit, die wordt gepubliceerd samen met de openbaar te maken informatie. Het is goed daarvan bewust te zijn als de reactie wordt opgesteld en aangeleverd. Voor inspectierapporten geldt bovendien dat zij vooraf in concept door IGJ aan de zorgaanbieder worden voorgelegd. Het is daarom van belang al in die fase een goede reactie te geven op dat concept, omdat het rapport en ook de reactie daarop daarna openbaar moeten worden gemaakt.

 

Wordt u geconfronteerd met toezicht van IGJ, de IJenV of de Ministers of heeft u vragen over het openbaarmakingsbeleid van de Ministers en toezichthouders, neemt u dan contact op met de experts van de Marktgroep Zorg van Nysingh, die u hierover kunnen adviseren. Neem ook eens een kijkje op onze app “Eerste hulp bij Toezicht ”.

 

Verwante artikelen

IGJ moet toezichtgegevens openbaar maken