Politiegeweld is een onderwerp dat (zeker) de laatste tijd bij velen in de belangstelling staat.

Hoewel de politie op grond van de wet bevoegd is geweld toe te passen, kan zij onder omstandigheden aansprakelijk worden gehouden voor het geweld dat zij toepast. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwaren heeft onlangs in zijn arrest van 12 januari 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:181) geoordeeld dat de politie niet aansprakelijk was voor het neerschieten van een (verwarde) verdachte.

Wat was er aan de hand?

Op 6 juli 2007 ontving de politie een melding van de huisartsenpost dat een vrouw door haar man met een vuurwapen werd bedreigd. De meldkamer had daarop direct meerdere politiemensen ter plaatse gestuurd. Toen de politie eenmaal ter plaatse was, liet de echtgenote buiten aan de politie weten dat haar man een ex BBE-er (= Bijzondere Bijstandseenheid van het korps mariniers) was en dat hij leed aan een PTSS. De man bevond zich ondertussen nog in de woning en bleek inderdaad in het bezit te zijn van een vuurwapen. De politie hield de man nauwlettend in de gaten terwijl hij zich binnen de woning aan het verplaatsen was en af en toe van achter de ramen van de woning het vuurwapen op de politie richtte.

 

Na enige tijd liep de man de achtertuin van de woning in. Deze achtertuin kwam uit op een brandgang die achter de woning en de buurhuizen liep. Aan weerszijden van deze brandgang hadden zich twee agenten met hun diensthonden gepositioneerd. De politie sommeerde de man meermaals om zich over te geven en zijn wapen te laten vallen omdat anders de diensthond ingezet zou worden. De man gaf geen gehoor aan de bevelen. De inzet van de diensthond had niet het gewenste resultaat en de man liep vervolgens in de richting van de agenten terwijl hij het wapen op één van hen richtte. Deze agent voelde zich genoodzaakt zijn dienstwapen te pakken en sommeerde de man nogmaals tevergeefs zijn wapen te laten vallen. Omdat de man ook toen nog geen gehoor gaf aan de bevelen van de agent en ondertussen met het wapen in zijn hand in de richting van de agent bleef lopen, heeft de agent de man uiteindelijk neergeschoten. Aan de gevolgen daarvan is de man overleden.

 

De vraag die in deze zaak centraal stond, was of de politie hiermee onrechtmatig had gehandeld en dus aansprakelijk kon worden gehouden voor het overlijden van de man.

Aansprakelijk, tenzij rechtvaardigingsgrond

Onder omstandigheden kan de politie op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk worden gehouden voor het geweld dat zij toepast. Aansprakelijkheid is (onder andere) niet aan de orde indien sprake is van een rechtvaardigingsgrond zoals bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW. Daarbij zijn het handelen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift en noodweer twee mogelijke rechtvaardigingsgronden.

 

Het wettelijk voorschrift dat in deze zaak aan de orde was, is artikel 7 van de Ambtsinstructie (hierna: Ambtsinstructie). Eén van de relevante rechtsvragen was of gehandeld was overeenkomstig de criteria van de Ambtsinstructie. Artikel 7 bepaalt onder welke omstandigheden het gebruiken van een vuurwapen door een politieagent geoorloofd is. Handelt de politie conform die bepaling, dan levert dat zoals gezegd dus een rechtvaardigingsgrond op. Daarnaast kan een succesvol beroep op noodweer aan het vestigen van de aansprakelijkheid in de weg staan.

 

Beide rechtvaardigingsgronden waren in deze kwestie aan de orde en in hoger beroep hadden appellanten – de echtgenote en haar dochter – zich onder meer op het standpunt gesteld dat de agent in kwestie niet had gehandeld conform de Ambtsinstructie en dat bovendien geen sprake was van noodweer.

Was gehandeld conform de Ambtsinstructie?

Het hof overweegt kortgezegd dat een politieambtenaar volgens de Ambtsinstructie gebruik mag maken van een vuurwapen wanneer rederlijkwijs mag worden aangenomen dat de verdachte ‘een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen bij zich heeft’ en dit tegen personen zal gebruiken. De term ‘redelijkerwijs’ geeft de politieambtenaar enige beslissingsruimte aan de hand van de inhoud van de melding, de verklaringen van getuigen en de controleerbare kennis van de politie (op dat moment) over de vuurwapengevaarlijkheid van de aan te houden persoon, aldus het hof. Naar het oordeel van het hof heeft de politie gehandeld overeenkomstig de Ambtsinstructie: er was bij de politie melding gemaakt van een man met een vuurwapen, de toen bekende informatie was dat de man ex-BBE-er was en dus gewend was om te doden, dat hij was doorgedraaid en dat hij zijn vuurwapen – ondanks waarschuwingen – in zijn hand bleef houden. Toen de man desondanks bleef doorlopen en de agent in kwestie tot op een afstand van ongeveer acht meter was genaderd, kon en mocht de agent gebruikmaken van zijn vuurwapen door dit op de man te richten en te schieten.

Was er sprake van noodweer?

Het hof oordeelt dat daarnaast ook sprake is geweest van noodweer. Daarbij stelt het hof voorop dat sprake is van noodweer indien het gaat om een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, gericht tegen eigen of andermans lijf en waarbij het doel van de verdediging noodzakelijk en geboden moet zijn. Van een aanranding is bovendien ook sprake als de gedraging een onmiddellijk dreigend gevaar oplevert.

 

Toegepast op deze zaak overweegt het hof dat de man geen gehoor gaf aan de bevelen van de politie en dat hij met een vuurwapen in de hand door bleef lopen in de richting van de desbetreffende verbalisanten. Bij de politie was op dat moment bekend dat de man een oud-BBE-er was en daarom als een getraind persoon in het gebruik van een vuurwapen werd beschouwd. Toen de man de agent tot op acht meter afstand was genaderd en zijn vuurwapen in weerwil van de bevelen van de politie niet had neergelegd maar nog steeds vasthield, kon en mocht de agent ervan uitgaan dat de man een direct dreigend gevaar vormde en kon en mocht de agent gericht op de man schieten om dit onmiddellijk dreigende gevaar af te wenden.

Conclusie

Gelet op het voorgaande is de politie op meerdere gronden niet aansprakelijk geacht voor het dodelijk verwonden van een burger door het gebruik van het dienstwapen.