In deze uitspraak van de ABRvS van 22 april j.l. (ECLI:NL:RVS:2020:1104) speelt de vraag of een bestuursorgaan een besluit tot het instellen van hoger beroep kan bekrachtigen.

Deze uitspraak gaat over besluitvorming door een college van burgemeester en wethouders, maar is ook relevant voor andere bestuursorganen, zoals het dagelijkse bestuur van een waterschap en een college van gedeputeerde staten.

De casus

Het college van Veere heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant in hoger beroep wijst in haar schriftelijke uiteenzetting erop dat de ambtenaar die het incidenteel-hogerberoepschrift heeft ondertekend, daartoe niet was gemachtigd door het college. Bovendien is niet gebleken van een procesbesluit van het college tot het indienen van een incidenteel hogerberoepschrift. Deze appellant meent dat het incidenteel hoger beroep daarom niet ontvankelijk moet worden verklaard.

Het college van Veere stelt zich op het standpunt dat het incidenteel hoger beroep wel ontvankelijk is. Het college wijst naar zijn besluit tot bekrachtiging van het instellen van het incidenteel hoger beroep.

Oordeel Afdeling

De Afdeling  oordeelt, conform vaste rechtspraak, dat op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder f, van de Gemeentewet voor een rechtsgeldig besluit van het college tot het instellen van hoger beroep de instemming van het voltallige college vereist, tenzij het college een of meer van zijn leden op grond van artikel 168, eerste lid, van de Gemeentewet daartoe heeft gemachtigd.

 

De Afdeling stelt vast dat het besluit tot bekrachtiging van het incidenteel hoger beroep dateert van na de termijn waarbinnen incidenteel hoger beroep kon worden ingesteld. Het incidenteel hoger beroep van het college is daarom niet-ontvankelijk.

Beschouwing

Uit deze uitspraak over de toepassing van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder f van de Gemeentewet  blijkt dat:

  1. de rechtspraak van de Afdeling over het instellen van hoger beroep ook van toepassing is op incidentele hoger beroepen
  2. het van belang is dat procesbesluiten binnen de termijn voor het instellen van (incidenteel) hoger beroep moeten worden genomen.

Vorig jaar oordeelde de Afdeling in haar uitspraak van 12 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1894) dat het bezwaar van de gemeente als rechtspersoon niet-ontvankelijk is, indien het bezwaarschrift door burgemeester en wethouders is ondertekend. In die  uitspraak maakt de Afdeling een strikt onderscheid tussen de bevoegdheid om een procesbesluit te nemen op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder f van de Gemeentewet en de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de gemeente in een procedure op grond van artikel 171, eerste lid, van de Gemeentewet.

Conclusie en advies

Het is voor bestuursorganen goed om te weten wie bevoegd is tot vertegenwoordiging in en buiten rechte, wie bevoegd is om procesbesluiten te nemen en wanneer een procesbesluit wordt genomen. Uit de hier besproken rechtspraak blijkt dat als daarin fouten worden gemaakt, dat tot niet-ontvankelijkheid kan leiden.