De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in een interessante uitspraak van 1 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1543) geoordeeld dat een anterieure overeenkomst niet kan leiden tot een verplichting van de Raad om aan gronden een bestemming te geven die de raad niet in overeenstemming acht met een goede ruimtelijke ordening.

Wat was er aan de hand?

Een projectontwikkelaar wil op een perceel in Berkel en Rodenrijs een appartementencomplex, bestaande uit tien wooneenheden, realiseren (hierna: het bouwplan). Het ter plaatse geldende bestemmingsplan staat dit bouwplan echter niet toe. Het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) heeft de raad voorgesteld om met het ontwerpbestemmingsplan, dat beoogt te voorzien in de realisering van het bouwplan, in te stemmen. De raad heeft dit geweigerd omdat het bouwplan niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijk ordening. Tegen deze weigering gaat de projectontwikkelaar in beroep.

Beroepsgronden

De projectontwikkelaar voert bij de Afdeling aan dat de raad haar belangen en de belangen van de ongeveer tachtig gegadigden voor een appartement in het met het bouwplan beoogde appartementencomplex onvoldoende bij de besluitvorming heeft betrokken. Ook had de raad in zijn afweging moeten betrekken dat er een anterieure overeenkomst is gesloten tussen de projectontwikkelaar en het college.

Anterieure overeenkomst betrekken in afweging

Allereerst gaat de Afdeling in op het standpunt van de projectontwikkelaar dat de raad in zijn afweging had moeten betrekken dat er een anterieure overeenkomst is gesloten met het college. Een anterieure overeenkomst kan volgens de Afdeling echter niet leiden tot een verplichting van de raad om aan gronden een bestemming te geven die de raad niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening acht. De definitieve beslissing over de vaststelling van het bestemmingsplan kan mede afhankelijk van alle in de loop van de procedure naar voren gekomen feiten en belangen anders uitvallen dan bij het sluiten van de overeenkomst is ingeschat. Het sluiten van een overeenkomst is echter wel een omstandigheid die de raad bij de besluitvorming over het plan in zijn overwegingen moet betrekken, aldus de Afdeling.

 

In dit geval heeft de raad hier ook aan voldaan, concludeert de Afdeling. Uiteindelijk heeft de raad er evenwel voor gekozen om een groter gewicht toe te kennen aan het behoud van de cultuurhistorische waarde van het dorpslint en het open karakter daarvan, dan aan het belang van de ontwikkelaar bij het kunnen realiseren van het bouwplan.

Vertrouwensbeginsel

Voor zover de ontwikkelaar een beroep doet op het vertrouwensbeginsel, overweegt de Afdeling dat in dit geval uit de anterieure overeenkomst weliswaar een inspanningsverplichting volgt voor het college om ten behoeve van de door de projectontwikkelaar gewenste ontwikkeling een bestemmingsplan in procedure te brengen. Maar met de anterieure overeenkomst is niet gezegd dat een plan met de door de projectontwikkelaar gewenste inhoud ook door de raad zou worden vastgesteld. Daarom slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel niet, en verklaart de Afdeling het beroep ongegrond.

Lessen voor de praktijk

Hoewel in verreweg de meeste gevallen het sluiten van een anterieure overeenkomst gevolgd wordt door een instemmend besluit van de raad, hoeft dit niet altijd zo te zijn. Deze uitspraak maakt duidelijk dat een goede inschatting van de (politieke) haalbaarheid van een gebiedsontwikkeling voorafgaand aan het sluiten van een anterieure overeenkomst essentieel is. De raad vormt zich immers een eigen oordeel, ook als reeds een anterieure overeenkomst gesloten is.

 

Meer informatie?

Wilt u meer weten over gebiedsontwikkeling, kostenverhaal of anterieure overeenkomsten? Neem dan contact op met Carola van Andel (M: 06 13004593, E: carola.vanandel@nysingh.nl) of Jelle Cosijnse (M: 06 23489033, E: jelle.cosijnse@nysingh.nl).