Uit het arrest van de Hoge Raad van 3 juli 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1226) blijkt dat voldoende is dat de onteigenaar kenbaar heeft gemaakt dat hij een veroordeling tot betaling van wettelijke rente respectievelijk uitvoerbaarverklaring bij voorraad wenst en dat de onteigende de gelegenheid heeft gehad zich daarover uit te laten.
Achtergrond
De rechtbank sprak de vervroegde onteigening uit van een aantal percelen in de gemeente Heerlen ten behoeve van de aanleg van gemeentelijke infrastructuur. De aan de onteigenden toekomende voorschotten op de onteigeningsschadeloosstelling werden vastgesteld op € 319.860,- en € 377.100,-. De gemeente heeft deze voorschotten voldaan.