De nieuw Wet toetreding zorgaanbieders en het Uitvoeringsbesluit Wet toetreding zorgaanbieders

Het toezicht in de zorg is aan verandering onderhevig. Met het aannemen van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) en de Aanpassingswet Toetreding zorgaanbieders (AWtza) op 11 februari 2020, wordt de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) op den duur vervangen. De Wtza moet er onder andere aan bijdragen dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) eerder zicht krijgt op zorgaanbieders op de markt. De Wtza bestaat uit drie onderdelen: een meldplicht, een vergunningsplicht en de eis van een onafhankelijke interne toezichthouder.

 

Deze blog richt zich op de regelgeving zoals bepaald in de Wtza en op het recent op 25 mei 2020 gepubliceerde concept van het ‘Besluit houdende regels ter uitvoering van de Wet toetreding zorgaanbieders’ (hierna: “het Uitvoeringsbesluit Wtza”). In het Uitvoeringsbesluit worden de uitzonderingen op de regels van de Wtza vastgelegd.

De meldplicht en de uitzonderingen

Allereerst de meldplicht. Deze meldplicht houdt in dat nieuwe en bestaande zorgaanbieders (zorgaanbieders in de zin van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz)) zich eenmalig moeten melden bij de IGJ. Het is daarmee een omvangrijke meldplicht die geldt voor onder andere eerstelijnszorg, ziekenhuizen, verpleeghuizen en wijkverpleging, maar ook voor aanbieders van cosmetische zorg, alternatieve geneeswijzen, bevolkingsonderzoek en voor gemeentelijke gezondheidsdiensten. Daarnaast geldt de meldplicht voor zowel hoofd- als onderaannemers. Dit alles moet de IGJ (beter) in staat stellen een beeld te krijgen van alle zorgaanbieders. Ook is de meldplicht bedoeld om nieuwe zorgaanbieders meer bewust te maken van de landelijke (kwaliteits)eisen die aan de zorgverlening zijn gesteld en de verantwoordelijkheid die de zorgaanbieders daarvoor dragen.

 

Het Uitvoeringsbesluit Wtza regelt de uitzonderingen op de meldplicht. Onder andere apotheken en abortusklinieken worden uitgezonderd van de meldplicht uit de Wtza. Daarnaast worden ook bepaalde jeugdhulpaanbieders uitgezonderd van de meldplicht, bijvoorbeeld de aanbieders van vervoer en gemeenten. De reden om bepaalde zorgaanbieders uit te zonderen van de meldplicht volgt volgens de toelichting bij het Uitvoeringsbesluit Wtza, uit het feit dat bepaalde categorieën zorgaanbieders al op een andere wijze in beeld zijn bij de IGJ, bijvoorbeeld doordat een zorgaanbieder op grond van andere zorgwetgeving een vergunning of erkenning heeft.

Vergunningsplicht en de uitzonderingen

Ten tweede de vergunningsplicht. De Wtza-vergunning vervangt met de inwerkintreding van de Wtza de WTZi-toelating. De Wtza-vergunning ziet op een andere doelgroep dan de WTZi en bevat een aanscherping van de weigerings- en intrekkingsgronden. Deze vernieuwde vergunningsplicht geldt voor alle bestaande en nieuwe instellingen die medisch specialistische zorg (doen) verlenen, dan wel met meer dan tien zorgverleners (inclusief uitbesteding) zorg of een dienst als omschreven bij of krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Zorgverzekeringswet (Zvw) verlenen. De bestaande WTZi-toelatingen worden omgezet naar een Wtza-vergunning, indien de Wtza-vergunning onder de nieuwe wetgeving is vereist.

 

Opvallend is dat bijvoorbeeld apotheken die onder de WTZI van rechtswege (automatisch) zijn toegelaten onder de Wtza wel een vergunning moeten aanvragen indien de apotheek met meer dan tien zorgverleners Zvw-zorg of Wlz-zorg verlenen. Dit geldt óók voor bestaande zorgaanbieders. Een toelating van rechtswege onder de WTZI betekent dan ook niet dat ook eveneens rechtswege een vergunning wordt verkregen onder de Wtza. Zorgaanbieders die van rechtswege waren toegelaten onder de WTZI, dienen binnen twee jaar na inwerkingtreding van de Wtza een vergunning aan te vragen.

 

Nieuwe instellingen dienen voor aanvang van de zorg een vergunning aan te vragen. Verder is het goed om te weten dat de vergunningsplicht alleen geldt voor instellingen en niet voor solistisch werkende zorgverleners. Bovendien geldt de vergunningsplicht, in tegenstelling tot de meldplicht, alleen voor hoofdaannemers en dus niet voor onderaannemers.

 

Ook hier bepaalt het Uitvoeringsbesluit Wtza dat bepaalde categorieën zorgaanbieders zijn uitgezonderd van de vergunningsplicht. Zo zijn o.a. abortusklinieken, Regionale Ambulancevoorzieningen, Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD) en justitiële inrichtingen uitgezonderd van de vergunningsplicht.

De bestuursstructuur: onafhankelijk intern toezicht

Tenslotte het onafhankelijke interne toezicht. Op dit moment moeten instellingen met een WTZi-toelating voldoen aan bepaalde eisen omtrent intern toezicht. Zo moet een onafhankelijke interne toezichthouder zijn aangesteld. Ook de Wtza verplicht instellingen een onafhankelijke interne toezichthouder (een Raad van Toezicht) aan te stellen, indien sprake is van een vergunningsplicht. De instellingen die zijn uitgezonderd van de vergunningsplicht zijn daarmee eveneens uitgezonderd van de vereisten met betrekking tot de bestuursstructuur.

 

Het Uitvoeringsbesluit Wtza bepaalt verder dat een interne toezichthouder moet bestaan uit ten minste drie natuurlijke personen. Deze personen mogen voor een maximale termijn van vier jaar worden benoemd, met één mogelijke verlenging van vier jaar. Daarmee sluit de Wtza aan op de regels uit de Governancecode Zorg.

 

Ook bevat het Uitvoeringsbesluit Wtza onafhankelijkheidsvereisten die gelden voor de toezichthouders. Deze regels waren eerder verspreid opgenomen in het Uitvoeringsbesluit WTZi, de Governancecode Zorg en de eigen regels van het CIBG voor de aanvraag van een WTZi-toelating.

 

Wat tot slot nog vermeldenswaardig is, is dat een interne toezichthouder in staat moet zijn de toezichthoudende taken zo goed mogelijk uit te voeren. Dit brengt bijvoorbeeld met zich mee dat een toezichthouder niet in de positie mag worden gebracht, waarin geen direct toezicht mogelijk is op de activiteiten van bijvoorbeeld dochterondernemingen. “Getrapt” toezicht is dus niet toegestaan. Dan zou immers het risico ontstaan dat de interne toezichthouder mogelijke risico’s voor de instelling onvoldoende kan overzien.

 

In sommige gevallen zijn instellingen, die vallen onder de vergunningsplicht uit de Wtza, niettemin uitgezonderd van de eisen met betrekking tot de bestuursstructuur. Een voorbeeld daarvan is een academisch ziekenhuis. De bestuursstructuur van academische ziekenhuizen wordt geregeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waardoor het toezicht op het beleid van de academische ziekenhuizen al is geborgd. Ook kleinere zorginstellingen die met tien of minder zorgverleners zorg verlenen, zijn uitgezonderd van de eisen met betrekking tot de bestuursstructuur.

 

Kleinere zorginstellingen (minder dan 25 zorgverleners) die zorg (doen) verlenen zonder verblijf en die geen medisch specialistische zorg, verpleging, persoonlijke verzorging of begeleiding aanbieden, zijn eveneens uitgezonderd van de eisen met betrekking tot de bestuursstructuur. Als voorbeelden kunnen hier onder andere worden genoemd de huisartspraktijken, de verloskundige praktijken, tandartspraktijken en fysiotherapiepraktijken.

 

Zoals altijd zijn er dus vele uitzonderingen op de regel. De wetgever heeft in de toelichting bij het concept Uitvoeringsbesluit Wtza een handig schematisch overzicht met betrekking tot de verplichtingen aangaande het melden, de vergunning en de bestuursstructuur opgesteld. Deze vindt u hier.

Concluderend

Aanvankelijk stond de inwerkingtreding van de Wtza gepland voor 1 januari 2021. Vanwege de huidige coronapandemie is de inwerkingtreding voorlopig uitgesteld tot 1 juli 2021. Wij houden u graag op de hoogte van de voortgang.