De Centrale Raad van Beroep (hierna: de CRvB) heeft in een uitspraak van 16 juni 2020 geoordeeld dat voortaan onder verzending per post in de zin van artikel 6:9 lid 2 van de Awb zowel verzending via PostNL, als verzending via andere postvervoerbedrijven wordt verstaan. Daarmee volgt de CRvB het arrest van het Hof van Justitie van 27 maart 2019 in de Poolse zaak ‘Pawlak’.

In Nederland is PostNL aangewezen om de Universele Postdienst (UPD) uit te voeren. Bij verzending van een bezwaar- of beroepschrift via PostNL geldt de zogeheten ‘verzendtheorie’. Dit houdt in dat bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend, indien het bezwaar- of beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd én het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikel 6:9 lid 2 Awb). Daarbij geldt dat het moment van verzending (dus het moment dat een poststuk in een PostNL brievenbus wordt gedeponeerd dan wel wordt afgegeven op een PostNL postkantoor) als moment van indiening geldt.

Deze verzendtheorie geldt overigens niet bij verzending van een bezwaar- of beroepschrift via een andere postvervoerder dan PostNL. In dat geval is de ‘ontvangsttheorie’ van toepassing en geldt het moment van ontvangst door het bestuursorgaan of de rechterlijke instantie als moment van indiening.

Pawlak arrest

Net als het Nederlandse bestuursrecht, kent de Poolse Postwet een (vergelijkbare) ‘verzendtheorie’ ten aanzien van de verzending van een processtuk via de aangewezen verlener van de ‘Universele Postdienst’ (UPD). De Poolse Postwet kent namelijk een regeling die de indiening van een processtuk bij de aangewezen aanbieder (de UPD) gelijkstelt met de indiening van het stuk bij de betrokken rechterlijke instantie.

De vraag die in het Pawlak arrest – naar aanleiding van prejudiciële vragen van een Poolse rechtbank – centraal stond was of deze Poolse verzendtheorie in strijd was met de Europese Postrichtlijn.

Strijdigheid Europese Postrichtlijn

Het Hof van Justitie beantwoordde deze vraag bevestigend. De Europese Postrichtlijn heeft namelijk tot doel om een liberalisering van de markt voor postdiensten in de Europese Unie mogelijk te maken. Volgens het Hof is er sprake van strijd met deze doelstelling van de Postrichtlijn indien de verzendtheorie alleen geldt voor post aan gerechtelijke instanties die is verstuurd met de UPD en daarvoor geen objectieve rechtvaardiging is.

De CRvB volgt het Pawlak arrest

Voor Nederland was de vraag of het Pawlak arrest mogelijk tot gevolg zou hebben dat de verzendtheorie en de invulling daarvan door de bestuursrechter niet langer houdbaar zou zijn.

Hierover heeft de CRvB in haar uitspraak van 16 juni 2020 duidelijkheid gegeven door het Pawlak arrest te volgen en te oordelen dat onder verzending per post in de zin van artikel 6:9 lid 2 van de Awb, niet langer uitsluitend verzending via PostNL wordt verstaan. Een bezwaar- of beroepschrift is ook tijdig ingediend als het voor het einde van de bezwaar- of beroepstermijn bij een andere postaanbieder dan PostNL is aangeboden en het binnen een week na afloop van de bezwaar- of beroepstermijn is ontvangen. Hiervoor geldt wel als voorwaarde dat deze postaanbieder is geregistreerd bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM).

 

Conclusie

De CRvB neemt het voortouw door – in navolging van het Pawlak arrest – als eerste hoogste rechtscollege te oordelen dat op basis van de Europese Postrichtlijn de verzendtheorie van artikel 6:9 lid 2 van de Awb voor alle postbezorgers moet gelden. Het valt te verwachten dat de andere hoogste rechtscolleges (de ABRvS, het CBb en de Hoge Raad) deze nieuwe lijn van de CRvB zullen volgen om daarmee de rechtseenheid op het gebied van het bestuursrecht verder te bevorderen.