De Richtlijn bedrijfsgeheimen (2016/943/EU) is in werking getreden op 5 juli 2016. Het doel van de richtlijn is om de regels omtrent bescherming van bedrijfsgeheimen te harmoniseren in de EU. De richtlijn dient als aanvulling op of alternatief voor IE-rechten. De definitie van bedrijfsgeheimen is volgens de richtlijn waardevolle knowhow en bedrijfsinformatie die niet openbaar zijn gemaakt en bedoeld zijn om vertrouwelijk te blijven. De EU-lidstaten hebben tot 9 juni 2018 de tijd gehad om de richtlijn te implementeren in de nationale wet- en regelgeving. Nederland heeft deze termijn niet gehaald.

De praktijk miste tot nu toe een wettelijke regeling inzake de bescherming van bedrijfsgeheimen (vaak als “Know-How” aangeduid), die niet door onder intellectuele eigendom vielen. Men nam zijn toevlucht tot geheimhoudingsovereenkomsten, maar het grote nadeel daarvan is dat die alleen de betrokken partijen binden. Door de implementatie van de richtlijn in de Nederlandse wetgeving komt daarin nu verandering. Op 17 april 2018 is er een wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn aangenomen door de Tweede Kamer (Wet bescherming bedrijfsgeheimen). Op 16 oktober 2018 heeft de Eerste Kamer het voorstel als hamerstuk afgedaan. Dit houdt in dat het wetsvoorstel zonder stemming is aanvaard. De wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

 

De Wet bescherming bedrijfsgeheimen regelt wat er onder bedrijfsgeheim wordt verstaan, tegen welke inbreuken op een bedrijfsgeheim kan worden opgetreden en welke maatregelen en procedures er gelden.

Definitie bedrijfsgeheim

Onder bedrijfsgeheim valt informatie die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:

  1. zij is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie;
  2. zij bezit handelswaarde omdat zij geheim is;
  3. zij is door degene die daar rechtmatig over beschikt, onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden.

(On)rechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken

In art. 2 zijn de omstandigheden opgenomen die bepalen wanneer er sprake is van het op onrechtmatige wijze verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van bedrijfsgeheimen onrechtmatig is. Hier valt bijvoorbeeld het gebruiken van bedrijfsgeheimen in strijd met een geheimhoudingsbeding onder. Vervolgens geeft art. 3 de omstandigheden waaronder het verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van bedrijfsgeheimen niet onrechtmatig is.

Maatregelen

De Wet bescherming bedrijfsgeheimen biedt de houders van bedrijfsgeheimen een aantal maatregelen die zij kunnen nemen tegen vermeende inbreukmakers. De houder van een bedrijfsgeheim is “iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtmatig over een bedrijfsgeheim beschikt”. Art. 5 en 6 bevatten maatregelen die de voorzieningenrechter respectievelijk de gewone rechter op vordering van de houder kan gelasten.

 

De voorzieningenrechter kan bijvoorbeeld de staking van of het verbod op het gebruik of de openbaarmaking van het bedrijfsgeheim bevelen. De rechter kan bijvoorbeeld het terugroepen van inbreukmakende goederen van de markt bevelen. Op grond van art. 8 is het ook mogelijk voor de houder om schadevergoeding te vorderen van de inbreukmaker.

 

In bepaalde gevallen geldt er een uitzondering op de toepassing van de maatregelen en procedures. In art. 4 zijn de expliciete uitzonderingen opgenomen. Een van de uitzonderingen betreft de situatie waarin het openbaar maken van een bedrijfsgeheim onder het recht op vrijheid van meningsuiting valt.

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering – proceskostenvergoeding

In art. 1019ia Rv (e.v.) zullen de gerechtelijke procedures tot bescherming van bedrijfsgeheimen worden opgenomen. Zo volgt uit het nieuwe art. 1019ie Rv dat de rechter de in het ongelijk gestelde partij (indien gevorderd) kan veroordelen in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.

 

Uit de nadere memorie van antwoord volgt dat art. 1019ie Rv alleen in beeld komt als duidelijk is dat de gedaagde volstrekt te kwader trouw, dus willens en wetens, inbreuk op het bedrijfsgeheim heeft gemaakt. In die situatie is een volledige proceskostenveroordeling voorzienbaar.

Conclusie

De Wet bescherming bedrijfsgeheimen versterkt (na inwerkingtreding) de positie van houders van bedrijfsheimen. Zij kunnen zich nu namelijk rechtstreeks op deze wet beroepen en op de verschillende maatregelen die daarin staan opgenomen.

Contact

Heeft u vragen? Neem dan contact op met Wouter Terpstra, E: wouter.terpstra@nysingh.nl | T: 038 425 91 80 | M: 06 12 01 14 77.