Deze zomer schreven wij een alert over het inzagerecht voor nabestaanden, één van de wijzigingen van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) die inmiddels – op 1 januari 2020 – in werking is getreden.

In deze alert gaan wij in op de andere belangrijke wijzigingen van de Wgbo per 1 januari 2020, namelijk de verplichting van de hulpverlener om met de patiënt te overleggen en de verlenging van de bewaartermijn van vijftien naar twintig jaar. Door de wijzigingen van de Wgbo, worden ook de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang in overeenstemming gebracht met de gewijzigde Wgbo.

Samen beslissen

De patiënt dient goed geïnformeerd te worden over een behandeling (artikel 7:448 BW), voordat de patiënt een hulpverlener toestemming kan geven voor het uitvoeren van een behandeling (artikel 7:450 BW). Deze wijze is gebaseerd op het klassieke medische model, waarin het advies van de hulpverlener in plaats van de wensen van de patiënt leidend is. Het overleg tussen de hulpverlener en de patiënt is de afgelopen jaren echter van steeds groter belang geworden. Vandaar dat het oude klassieke model waar de hulpverlener enkel informatie verstrekt, wordt vervangen door een relatiemodel waar ‘samen beslissen’ het uitgangspunt is.

 

De patiënt wordt in het nieuwe relatiemodel gezien als gesprekspartner van de hulpverlener. Dit betekent dat de informatieplicht van de hulpverlener wordt aangevuld met de verplichting om tijdig en doorlopend te overleggen met de patiënt over het voorgenomen onderzoek en de voorgestelde behandeling en over de ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt (artikel 7:448 lid 1 BW). Daarbij komt dat de hulpverlener de patiënt op duidelijke wijze moet informeren op een wijze die past bij zijn bevattingsvermogen.

 

Bij het informeren van en het overleggen met de patiënt laat de hulpverlener zich leiden door wat de patiënt redelijkerwijze dient te weten ten aanzien van de aard en het doel van het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling en de uit te voeren verrichting (artikel 7:448 lid 2 BW). Naast de gevolgen en risico’s van de behandeling, dient de hulpverlener met de patiënt ook de mogelijkheid om niet te behandelen te bespreken. Verder dient de hulpverlener de termijn waarop onderzoeken of behandelingen kunnen worden uitgevoerd en de verwachte tijdsduur daarvan met de patiënt te bespreken. Naast onderzoeken en behandelingen van de hulpverlener dienen ook mogelijke onderzoeken en behandelingen van andere hulpverleners met de patiënt te worden besproken. Tot slot dient de hulpverlener zich op de hoogte te stellen van de situatie en persoonlijke behoeften van de patiënt en de patiënt uit te nodigen om vragen te stellen (artikel 7:448 lid 3 BW).

Wgbo

Verlenging bewaartermijn

De hulpverlener heeft een dossierplicht: hij moet een dossier inrichten van de patiënt en daarin aantekening houden van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de uitgevoerde verrichtingen (artikel 7:454 lid 1 BW). Vóór de wijziging van de Wgbo per 1 januari 2020 was in dit wetsartikel niet de term “gegevens”, maar “stukken” opgenomen. Bij de term “stukken” gaat het om schriftelijke gegevens, terwijl veel van de gezondheidsgegevens inmiddels digitaal zijn. Door de term “stukken” te vervangen voor “gegevens” wordt verduidelijkt dat alle gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de uitgevoerde verrichtingen deel uitmaken van het dossier (en daarmee onderworpen zijn aan de bewaartermijn). Het maakt daarbij niet uit of deze gegevens schriftelijk of digitaal zijn vastgelegd.

 

Een andere belangrijke wijziging is de verlenging van de bewaartermijn van vijftien naar twintig jaar (artikel 7:454 lid 3 BW). Het idee is dat hulpverleners hierdoor meer kennis krijgen van eerdere ziekten, samenhang tussen eerder doorgemaakte ziekten of een ondergane behandeling en latere ziekten of behandeling. Bovendien blijken de gegevens over een behandeling in de vroege jeugd nuttig voor een goede hulpverlening op latere leeftijd.

 

Tevens wordt het moment waarop de bewaartermijn aanvangt, gewijzigd. Momenteel is de aanvang van de bewaartermijn het moment waarop de gegevens zijn vervaardigd. Dat leidt tot lastige praktijksituaties, aangezien de verschillende medische gegevens die in de loop van de behandeling in het medisch dossier zijn opgeslagen, allemaal een eigen bewaartermijn hebben. Met de gewijzigde Wgbo dient een hulpverlener het medisch dossier twintig jaar te bewaren vanaf het moment dat de laatste wijziging in het medisch dossier is aangebracht. In de praktijk wordt hier overigens vaak al van uitgegaan. Na twintig jaar moeten de medische gegevens in beginsel worden vernietigd. Wanneer de gegevens al zijn vernietigd op het moment dat de wijzigingen van de Wgbo in werking treden, kan de betreffende hulpverlener hier overigens niet op worden aangesproken.

 

Verder is de hulpverlener nog steeds gehouden de gegevens langer dan twintig jaar te bewaren, wanneer dit op grond van goed hulpverlenerschap noodzakelijk is. Hier kan bijvoorbeeld sprake van zijn in situaties met terugkerende behandelingen en aandoeningen met een zeker risico op recidive of complicaties in de toekomst. Bovendien kan een patiënt nog steeds verzoeken om vernietiging van (een deel van) zijn medisch dossier. Ondanks dat de bewaartermijn nog niet is verstreken, dient de hulpverlener hieraan in beginsel gehoor te geven.

Meer weten?

Heeft u vragen over de wijzigingen van de Wgbo? Neem dan contact op met Annechien Beijering-Beck, E: annechien.beijering@nysingh.nl | T: +31 (0)88 752 00 04 | M: +31 (0)6 30 83 22 73.

 

Simone de Brouwer is mede-auteur van dit blog. Simone was bij Nysingh werkzaam van 2017 tot 2021.