In juni en juli zijn meerdere Koninklijke Besluiten gepubliceerd over onder meer het minnelijk overleg onteigening. De Kroon oordeelt dat in alle gevallen voldoende minnelijk overleg is gevoerd. Dit geldt ook als eerst overleg is gevoerd in het kader van de Wvg alvorens het onteigeningsinstrument in beeld kwam. Ook was discussie of de gemeente gehouden is planologische medewerking te verlenen aan een vervangende locatie. Verder geeft de Kroon aan dat de financiële uitvoerbaarheid van een onteigeningsplan niet ter beoordeling staat in de administratieve fase.
In de maanden juni en juli zijn de volgende KB’s gepubliceerd:
- Besluit van 11 mei 2020, nr. 2020000907 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Waddinxveen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Triangel plan 5);
- Besluit van 11 mei 2020, nr. 2020000902 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Gulpen-Wittem en Eijsden-Margraten krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Reconstructie N598 De Hut – De Plank);
- Besluit van 11 mei 2020, nr. 2020000909 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Schouwen-Duiveland krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de aanleg van een rotonde in de kruising van de Rijksweg N59 met de Zwaardweg en Boogerdweg, met bijkomende werken in de gemeente Schouwen-Duiveland);
- Besluit van 27 mei 2020, nr. 2020001055 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Epe krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan De Pirk-Noord);
- Besluit van 5 juni 2020, nr. 2020001129 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Doetinchem krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Slingeland Ziekenhuis Doetinchem);
- Besluit van 15 juni 2020, nr. 2020001181 tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Heerhugowaard krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Reconstructie Middenweg–Zuid)
- Besluit van 3 juli 2020, nr. 2020001334 tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Rijswijk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan ’t Haantje Midden)
- Besluit van 3 juli 2020, nr. 2020001335 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Amstelveen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Brug Ouderkerk aan de Amstel N522)
Tegen de meeste ontwerp Koninklijke Besluiten zijn zienswijzen ingediend. Bekend is dat verzoekers het onteigeningsinstrument pas mogen inzetten als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid. Allereerst bespreek ik een aantal zienswijzen ten aanzien van het minnelijk overleg. Daarna komen ook andere onderwerpen aan bod, zoals de financiële uitvoerbaarheid en urgentie.
Minnelijk overleg onteigening gevoerd op basis van ander plan
Het KB Waddinxveen voorziet in de onteigening van perceelgedeelten in verband met nieuwbouw. Reclamanten betogen dat het minnelijk overleg onteigening is gevoerd op basis van een ander plan dan het onteigeningsplan. Zo is voorafgaand aan de onteigeningsprocedure minnelijk overleg gevoerd in het kader van een prijsvaststellingsprocedure op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). In die procedure gingen partijen uit van de (nieuw)bouw van 11 woningen op het perceel. Later is de onteigeningsprocedure in gang gezet. De zakelijke beschrijving bij het onteigeningsplan gaat daarentegen niet uit van 11, maar van 13 woningen. Reclamanten menen dat het overleg ten onrechte enkel was toegespitst op de realisatie van 11 woningen. Hierdoor is volgens hen het verkeerde plan als uitgangspunt genomen en heeft de gemeente nooit een correct bod gedaan.
De Kroon gaat niet mee in dit betoog. De Kroon oordeelt dat het overleg tevens is gevoerd op basis van het onteigeningsplan. Uit de stukken blijkt namelijk dat wel degelijk is gesproken over 13 woningen na de totstandkoming van het onteigeningsplan.
Compensatiegrond bij toets van poging tot minnelijk overleg onteigening
Verder voeren reclamanten aan dat tijdens het minnelijk overleg onteigening geen serieuze onderhandeling is gevoerd. Ze vergelijken hun grond met een naburig perceel. Dat perceel is op basis van grondruil aangekocht voor € 145,- per m2, terwijl de gemeente bij het perceel van reclamanten uitgaat van een inbrengwaarde van € 77,85 per m2. Reclamanten geven aan dat zij in het verleden ook grondruil hebben voorgesteld, maar dat de gemeente dit heeft afgehouden. De Kroon overweegt dat de gemeente niet verplicht is tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond of andere oplossingen. Het uitgangspunt van de Onteigeningswet is een volledige schadeloosstelling in geld. De Kroon merkt op dat in het verleden inderdaad over ruilgrond is gesproken, maar dat uit de stukken niet blijkt dat grondruil als een serieuze optie is genoemd, noch door verzoeker, noch door reclamanten. De gemeente had in dit geval dus geen ruilgrond hoeven aanbieden.
Planologische medewerking aan vervangende locatie
Ook in het KB De Pirk Noord geeft reclamant de voorkeur aan compensatiemogelijkheden. In dit KB wijst de Kroon percelen ter onteigening aan voor de uitvoering van het bestemmingsplan “De Pirk-Noord”. Dit bestemmingsplan voorziet in de nieuwbouw van woningen in Vaassen. Reclamant stelt dat onvoldoende minnelijk overleg is gevoerd omdat de gemeente niet voldoende meedenkt over een vervangende locatie. De vervangende locatie is voor reclamant van belang omdat hij op het huidige perceel bedrijfsactiviteiten aan huis uitoefent en hiermee wenst door te gaan op een volgend perceel. Volgens reclamant weigert de gemeente haar medewerking om voorgestelde vervangende locaties (planologisch) aan te passen aan de bedrijfsactiviteiten. Hierdoor zou het onteigeningsbesluit voorbarig en zonder noodzaak zijn.
Volgens reclamant is onteigening pas mogelijk indien hij weigert om een redelijke vervangende locatie en bijbehorende schadeloosstelling te aanvaarden. Reclamant betoogt dat hij niet weigerachtig is en dat partijen ten tijde van het onteigeningsbesluit nog in gesprek waren. De Kroon gaat niet mee in het betoog van reclamant. Uit de stukken blijkt dat partijen over en weer vervangende locaties hebben aangedragen en dat de gemeente zich heeft ingespannen om tot overeenstemming te komen over een vervangend object. Verder merkt de Kroon nog op dat de gemeente bij haar planologische medewerking is gebonden aan het gemeentelijk en provinciaal beleid en dat de gemeente moet waken voor precedentwerking.
Eenzelfde zienswijze heeft een reclamant ingediend tegen het ontwerpKB gemeente Rijswijk (’t Haantje Midden). Deze reclamant is verhuurder van een ruimte en stelt dat een vergelijkbare ruimte in de omgeving niet te vinden is. De Kroon overweegt ook hier dat de Onteigeningswet niet verplicht tot het aanbieden van een vervangende gelijkwaardige ruimte. Daarnaast heeft verzoeker de mogelijkheden van een vervangende locatie onderzocht, maar zijn partijen nog niet tot overeenstemming gekomen.
Opgeknipt inpassingsplan
In het KB De Hut – de Plank wijst de Kroon percelen ter onteigening aan voor de uitvoering van het inpassingsplan Reconstructie N598 De Hut – De Plank. Het oorspronkelijk inpassingsplan beoogde de gehele N598 op traject tussen de Hut en de Plank te reconstrueren. Nadien heeft de provincie besloten om het zuidelijk deel van de N598 uit het inpassingsplan te knippen in verband met onder meer de planning van het werk. Reclamant heeft gronden in zowel het noordelijk als in het zuidelijk deel van het inpassingsplan en voert verweer tegen deze knip. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de procedure over het inpassingsplan geoordeeld dat de provincie in redelijkheid het inpassingsplan mocht opknippen. Het inpassingsplan is onherroepelijk sinds die uitspraak.
Belang reclamant onvoldoende meegewogen
Reclamant is van mening dat de provincie zijn belangen onvoldoende meeweegt. Daarnaast zou de Kroon onvoldoende serieus en onredelijk minnelijk overleg onteigening hebben gevoerd. Zo stelt reclamant dat hij in het logboek is weggezet als iemand die niet wil verkopen, tenzij hij een bedrijfsverplaatsing aangeboden krijgt. Het overleg is niet serieus en onredelijk, omdat de provincie niet heeft willen meedenken over zijn problematiek ten aanzien van het geknipte inpassingsplan. Reclamant wil graag een totaaloplossing voor al zijn gronden gelegen aan de N598, zowel in het noordelijk als in het zuidelijk deel.
De Kroon oordeelt dat de zienswijzen van reclamant niet slagen. Het is duidelijk dat reclamant het oneens is met de reconstructieplannen en dat reclamant de voorkeur geeft aan algehele bedrijfsverplaatsing. De provincie heeft deze voorkeur meegewogen in haar aanbiedingen en heeft een algehele bedrijfsverplaatsing onderzocht tijdens het minnelijk overleg. Daarnaast heeft de provincie aangeboden om alle voor de reconstructie van de N598 benodigde perceelgedeelten aan te kopen. Verder is ook de optie van ruilgrond besproken en is deze optie nog steeds bespreekbaar. Concluderend oordeelt de Kroon dat het overleg voldoende serieus is, dat de belangen van reclamant voldoende zijn meegewogen en dat redelijk overleg heeft plaatsgevonden.
Toezeggingen tijdens eerdere procedure
Bij zijn volgende zienswijze verwijst reclamant naar de eerdere procedure bij de Afdeling over de knip in het inpassingsplan. Tijdens deze procedure zou de provincie een bietenlaadplaats hebben toegezegd en zou de Provincie daarnaast hebben aangegeven om bereid te zijn een bepaalde inrit te verbreden. Reclamant betoogt dat hij deze beloftes ten onrechte niet terug ziet in de onteigeningsprocedure.
De Kroon oordeelt dat deze zienswijze planologisch van aard is en wijst de zienswijze van de hand. Verder blijkt niet uit de uitspraak van de Afdeling dat de provincie de aanleg van een bietenplaats heeft toegezegd. Geconstateerd is dat reclamant geen bieten teelt. Mocht reclamant dat alsnog gaan doen dan hebben provinciale staten bij de Afdeling aangegeven dat de bietenlaadplaatsen binnen de bestemming Verkeer van het inpassingsplan te realiseren zijn. Deze toezegging geldt gedurende de voorbereiding en uitvoering van de reconstructie in zowel het noordelijk als het zuidelijk gedeelte van de N598. Over de inrit heeft de provincie gesteld dat zij niettemin bereid is om de aansluiting iets te verbreden.
Beoogde nieuwbouw in strijd met oude afspraken?
In het KB Waddinxveen wijst de Kroon percelen ter onteigening aan voor nieuwbouw. Reclamanten betogen dat de begrenzing van de nieuwbouw in strijd is met in het verleden gemaakte afspraken. Reclamanten zouden met de gemeente hebben afgesproken dat het voorterrein van de onroerende zaken van reclamanten buiten de begrenzing van de nieuwbouw blijft. De Kroon oordeelt dat toentertijd inderdaad ontwikkelingsruimte is geboden voor de realisatie van nieuwbouwwoningen op basis van een visie. Hierdoor hadden reclamanten destijds de mogelijkheid om een extra woning te realiseren op het voorterrein van hun onroerende zaken. Daar staat tegenover dat geen concrete afspraken zijn voortgekomen uit het overleg tussen partijen. Daarnaast hebben reclamanten geen invulling gegeven aan de ontwikkeling en was de visie indicatief van aard. De Kroon oordeelt daarom dat het bestemmingsplan niet in strijd is met eerder gemaakte afspraken.
Geen exploitatieplan en inzage in samenwerkingsovereenkomst
Verder voeren reclamanten aan dat een exploitatieplan ontbreekt, waardoor de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet is verzekerd. Daarnaast wensen reclamanten inzage in de afspraken uit de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en Bouwfonds. Reclamanten stellen dit recht te hebben, omdat die afspraken (mede) betrekking hebben op de onroerende zaken van reclamanten. De Kroon stelt dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en het uitwerkingsplan niet ter beoordeling staan in de administratieve onteigeningsprocedure. Zienswijzen daarover konden in de voor deze plannen geldende procedures ingebracht worden. Verder is de samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente en Bouwfonds vertrouwelijk en daarmee niet openbaar.
Ontbreken van noodzaak en urgentie
In het KB Schouwen-Duiveland wijst de Kroon percelen ter onteigening aan om onder meer de Rijksweg N59 aan te passen. Reclamante betoogt dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt, omdat de vereiste natuurvergunning (nog) niet is verleend. Daarnaast stelt reclamant dat de urgentie ontbreekt, omdat de planning van het werk niet realistisch zou zijn. Reclamant geeft aan twijfels te hebben of de werkzaamheden wel kunnen aanvangen binnen vijf jaar na de datum van het Koninklijke Besluit. De gemeente heeft aangegeven dat uit nader onderzoek is gebleken dat de bedoelde vergunning niet nodig is. De Kroon oordeelt dat de natuurvergunning niet langer in de weg staat aan de onteigening nu deze niet vereist is. Daarnaast is de Kroon van oordeel dat de urgentie voor de onteigening is gegeven doordat sprake is van een voorgenomen planuitvoering binnen vijf jaar na de datum van het KB.
Planning niet haalbaar?
Ook in het KB De Hut- de Plank stelt reclamant dat de planning bij de onteigeningsstukken niet haalbaar is. De provincie heeft zich hiertegen verweerd. De provincie geeft aan niet te wachten met de aanvang van de werkzaamheden totdat de bedoelde gronden zijn verworven. Het fietspad en de rijbaan kan de provincie al aanleggen op de gronden die de provincie al in eigendom heeft. Zodra de gronden van reclamant verworven zijn kan de provincie daar de aansluitende bermsloten aanleggen. De Kroon oordeelt dat hieruit blijkt dat het werk zal starten binnen de termijn van vijf jaar na de datum van het KB. Hiermee is de urgentie van de onteigening in beginsel gegeven.
Meer informatie?
Voor meer informatie over inzet van het onteigeningsinstrument, de onteigeningsprocedure, terinzagelegging, minnelijk overleg onteigening of andere vragen over grondverwerving kunt u contact opnemen met Carola van Andel, onteigeningsadvocaat.