In de maanden juni en juli zijn vijf Koninklijke Besluiten gepubliceerd:

  1. Besluit van 12 april, nr. 2023000947 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Roosendaal krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan De Bulkenaar Roosendaal);
  2. Besluit van 11 mei 2023, nr. 2023001139 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Heusden krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat II);
  3. Besluit van 12 mei 2023, nr. 2023001140 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Alphen aan den Rijn krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Rijnhaven-Oost, deelgebied Havenfront, fase 1);
  4. Besluit van 9 juni 2023, nr. 20230001353 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rotterdam krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Mijnkintbuurt, blok 3);
  5. Besluit van 14 juni 2023, nr. 2023001383 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Leiderdorp krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Leidse Ring Noord Oude Spoorbaan).

Tegen de (ontwerp)besluiten genummerd 2, 4 en 5 zijn geen (ontvankelijke) zienswijzen ingediend.

NIEUW BRAVIS ZIEKENHUIS

Projectietekening voldoende duidelijk

Het onteigeningsplan De Bulkenaar Roosendaal ziet op de aanleg van één ziekenhuisgebouw ter vervanging van de huidige verspreide gebouwen. Ook worden een park en nieuwe ontsluitingsweg gerealiseerd.

 

De zienswijzen van reclamanten 1 t/m 6 zien onder andere op de projectietekening. Volgens reclamanten voldoet de tekening niet aan de eis van artikel 79 lid 7 Ow. De projectietekening is namelijk niet op de grondtekening geprojecteerd. Er is kennelijk een aparte projectietekening gemaakt die veel minder gedetailleerd is. De Kroon meent dat dit niet resulteert in een (gedeeltelijke) afwijzing van het verzoek tot onteigening. De Kroon verwijst ter onderbouwing naar een KB van 7 november 2011, nr. 11.002619, waarbij de projectietekening ontbrak. Op basis van de projectietekening moeten grondeigenaren op een eenvoudige wijze na kunnen gaan hoe bestemmingen en te onteigenen percelen of gedeelten daarvan zich verhouden tot de mogelijkheid om een beroep op zelfrealisatie te doen. In dit geval is daar volgens de Kroon aan voldaan. Alle bestemmingsvlakken zijn op correcte wijze weergegeven. Bovendien hebben reclamanten tijdens de hoorzitting opgemerkt dat de projectietekening niet onduidelijk is.

 

Definitief ontwerp niet vereist

Verder voeren reclamanten aan dat het onduidelijk is wat er op hun gronden staat te gebeuren. De gronden liggen grotendeels binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’. Het is voor reclamanten duidelijk dat het ziekenhuis met bijbehorende voorzieningen onder deze bestemming valt. Een definitief ontwerp van de invulling ontbreekt echter. Volgens reclamanten blijkt uit de schetsen dat de ontwikkeling kan worden gerealiseerd op een veel kleinere oppervlakte.

 

De Kroon gaat hier niet in mee. Volgens de Kroon is voldoende duidelijk wat er wordt verstaan onder de bestemming ‘Maatschappelijk’. Verzoeker heeft met inrichtingsschetsen voldoende inzichtelijk gemaakt welke mogelijke wijzen van planuitvoering zijn beoogd. Uit de schetsen blijkt dat de gronden van reclamanten nodig zijn om de bestemming te kunnen realiseren. Dat het gaat om schetsen en nog niet exact vast staat of de gronden van reclamanten nodig zijn voor het ziekenhuis of voor bijbehorende voorzieningen doet daar niet aan af. Het is niet verplicht een definitieve inrichtingstekening te overleggen bij indiening van het onteigeningsverzoek. Volgens de Kroon is daarom geen sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel.

 

Geen verplichting tot openbaarmaking grondprijzenonderzoek

Volgens reclamanten 7 tot en met 9 heeft verzoeker nooit serieus een poging gedaan om de grond minnelijk te verwerven. Zo is volgens hen onvoldoende rekening gehouden met de stijgende grondprijzen over de laatste jaren. Ook is het ontwikkel- en winstpotentieel niet meegenomen en is het grondprijzenonderzoek niet openbaar gemaakt. De Kroon overweegt echter dat uit de overgelegde logboeken is gebleken dat verzoeker voldoende pogingen heeft gedaan om tot overeenstemming te komen. Wat betreft het niet openbaar maken van het grondprijzenonderzoek merkt de Kroon verder op dat een taxatie een hulpmiddel is voor het bepalen van de schadeloosstelling. De onteigeningswet kent geen verplichting om een rapport op te maken en/of openbaar te maken.

 

TRANSFORMATIE BEDRIJVENTERREIN RIJNHAVEN-OOST

Compensatiegrond

Het onteigeningsplan Rijnhaven-Oost ziet op de transformatie van een bedrijventerrein naar een gemengd gebied, bestemd voor wonen en werken.

 

Reclamanten 1 en 2 voeren aan dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt omdat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is, er onvoldoende minnelijk overleg is gevoerd en de urgentie ontbreekt. Reclamanten zijn bereid te verhuizen naar een alternatieve locatie. Volgens hen heeft verzoeker zich echter onvoldoende ingespannen om een adequate alternatieve locatie aan te bieden.

 

De Kroon benadrukt dat de onteigeningswet de onteigenende partij niet verplicht tot schadeloosstelling in de vorm van compensatie anders dan in geld. Uitgangspunt is een volledige schadeloosstelling in geld. Als een belanghebbende in het minnelijk overleg echter aangeeft de voorkeur te hebben voor ruilgrond, moet de onteigenende partij wel nagaan of aan die wens tegemoet gekomen kan worden . De Kroon meent dat verzoeker in dit geval voldoende heeft onderzocht en zich voldoende heeft ingespannen om een alternatieve bedrijfslocatie te vinden voor zowel reclamanten 1 als reclamanten 2. Partijen hebben alternatieve locaties besproken en na afwijzing is verzoeker doorgegaan met de zoektocht. Hierover is meermaals overleg gevoerd. Verzoeker is gebonden aan zijn eigen op de urgentie van het werk toegespitste planning. Na verschillende biedingen in geld heeft verzoeker daarom een onteigeningsverzoek ingediend, naast de zoektocht naar een alternatieve locatie.

 

Urgentie – Didam-arrest en Porthos-uitspraak

Reclamanten zijn verder van mening dat het niet realistisch is dat binnen vijf jaar na het Kroonbesluit aanvang wordt gemaakt met de werkzaamheden. Volgens reclamanten 1 is dit dankzij de doorlooptijden van bestemmingsplanprocedures bij de Afdeling en onteigeningsprocedures bij de rechtbank. Daarbij spelen ook de gevolgen van het Didam-arrest (ECLI:NL:RVS:2021:1778) en de Porthos-uitspraak (ECLI:NL:RVS:2022:3159) volgens reclamanten een rol.

 

De Kroon ziet geen reden om aan te nemen dat niet binnen vijf jaar wordt gestart met de werkzaamheden. Wat betreft de mededinging in relatie tot het Didam-arrest overweegt de Kroon dat dit een aspect is dat in de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling staat.

 

In de Porthos-uitspraak is bepaald dat de bouwvrijstelling niet langer mag worden gebruikt bij het vergunnen van bouwprojecten. Verzoeker heeft hiermee rekening gehouden. Naar verwachting zal verzoeker in de loop van 2023 starten met de vergunningenprocedures na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. De Kroon ziet geen reden om daaraan te twijfelen.

 

Meer weten?

Deze bijdrage is geschreven door Babette van Driel en Sharon Aaldering. Voor meer informatie over de inzet van het onteigeningsinstrument, de onteigeningsprocedure, minnelijk overleg of andere vragen over grondverwerving kunt u contact opnemen met Babette van Driel, onteigeningsadvocaat of een andere specialist van ons Team Grondzaken.