Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 maart 2015 (gepubliceerd op 29 januari 2016 (ECLI:NL:RBZWB:2015:3463)
Ter voorkoming van onteigening heeft de provincie Noord-Brabant met een eigenaar onderhandeld over een alternatieve regeling, waarbij de provincie onder meer compensatiegrond heeft aangeboden. Aangezien dit overleg niet tijdig tot minnelijk overeenstemming heeft geleid, heeft de provincie een laatste formeel aanbod gedaan dat alleen ziet op de te onteigenen gronden. In de procedure heeft de eigenaar betoogt dat de provincie onvoldoende heeft onderhandeld, omdat volgens de eigenaar sprake was van een principeovereenkomst over de alternatieve regeling tussen zijn adviseur en de verwerver van de provincie. De provincie zou onvoldoende gemotiveerd hebben waarom het onderhandelingsresultaat niet akkoord is bevonden. Daarbij zou niet vaststaan dat niet tot overeenstemming kon worden gekomen, zodat de provincie volgens de eigenaar niet terecht tot dagvaarden is overgegaan.
De rechtbank wil echter niets van dit verweer tegen de onteigening weten. Vast staat dat de provincie een formeel aanbod heeft gedaan en dat de eigenaar niet op dit aanbod heeft gereageerd. De besproken alternatieve regeling ziet op meer dan enkel de verwerving van de ter onteigening aangewezen grond en valt derhalve buiten de reikwijdte van art. 17 Ow. De rechtbank passeert het verweer en spreekt de vervroegde onteigening uit.