De rechtbank mag niet afzien van de bepaling dat voor de onteigende partij een som als zekerheid moet worden bepaald voor de voldoening van de verschuldigde schadeloosstelling.

Artikel 54i lid 4 Onteigeningswet luidt:

De rechtbank bepaalt voor de onteigende partij en bekende derde belanghebbenden een som als zekerheid voor de voldoening van de aan ieder van hen verschuldigde schadeloosstelling. Deze som wordt bepaald op het bedrag, waarover overeenstemming is bereikt. Blijkt niet, dat overeenstemming is bereikt, dan wordt die som bepaald tenminste op het bedrag dat ieder is aangeboden, verminderd met het voorschot.

Bij arrest van 22 december 2017 (ECLI:NL:HR:2017:3248) herhaalt de Hoge Raad dat dit artikellid imperatief is. Zekerheidsstelling kan alleen achterwege worden gelaten wanneer de onteigende daarmee ondubbelzinnig heeft ingestemd. Dat was door de rechtbank veronachtzaamd.

In de praktijk wordt dikwijls 100% van het bij dagvaarding aangeboden bedrag als voorschot aangeboden. Uit de tekst van artikel 54i lid 4 Ow volgt dat ook dan geen zekerheid gesteld hoeft te worden.