Tussen partijen bestond een hoevepachtovereenkomst. De verpachter heeft bij het einde daarvan in 2017 een voorbehoud gemaakt ten aanzien van fosfaatrechten. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft hij een verklaring voor recht gevorderd dat hij aanspraak kan maken op een deel van de fosfaatrechten die aan (het bedrijf van) de pachter zijn toegekend.

Net als de pachtkamer (ECLI:NL:RBMNE:2020:5659, zie ook onze eerdere blogbijdrage hierover), oordeelt het pachthof bij arrest van 19 april 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:3034) dat de verpachter die aanspraak op fosfaatrechten heeft.

Arrest van 26 maart 2019

Blijkens het arrest van het pachthof van 26 maart 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:2544) komen fosfaatrechten in beginsel toe aan de pachter. Wel kan er een verplichting van de pachter tot overdracht van de fosfaatrechten aan het einde van de pacht bestaan. Zie hierover ook onze eerdere blogbijdrage. De pachter is alleen verplicht tot overdracht van de fosfaatrechten aan de verpachter indien:

  • op 2 juli 2015 (de peildatum voor toekenning van de fosfaatrechten) tussen hen een reguliere of een geliberaliseerde pachtovereenkomst bestond die bij het aangaan 12 jaar of langer duurt; en
  • sprake is van pacht van een hoeve, pacht van minimaal 15 hectare grond of pacht van een gebouw dat specifiek is ingericht voor de melkveehouderij.

Als hieraan wordt voldaan, dan worden de fosfaatrechten voor 50% toegerekend aan de gebouwen en voor 50% aan de grond die de pachter op 2 juli 2015 ten behoeve van het vee ten dienste stonden en naar verhouding aan het gepachte. De verpachter moet dan aan de pachter 50% van de marktwaarde van de over te dragen fosfaatrechten per datum einde pachtovereenkomst betalen.

Standpunten van partijen

Verpachter voerde hier aan dat er op 2 juli 2015 tussen partijen een hoevepachtovereenkomst bestond. Pachter heeft dit niet betwist, maar stelde dat dit niet betekent dat hij verplicht is de fosfaatrechten over te dragen. Hij gaf daarvoor de volgende argumenten:

i. volgens pachter hebben partijen afgesproken dat verpachter geen aanspraak kan maken op enige vergoeding;
ii. de verplichting tot overdracht kon pachter niet nakomen omdat de rechten nog niet bestonden; de fosfaatrechten zijn namelijk pas toegekend na het einde van de pachtovereenkomst;
iii. de hoeve is ongeschikt voor de uitoefening van een melkveebedrijf;
iv. het is onredelijk dat hij destijds voor het verpachtersaandeel van het melkquotum heeft betaald en nu nogmaals productierechten moet afrekenen; en
v. de opvolgend pachter (en dus ook de verpachter) heeft de fosfaatrechten niet nodig, daarentegen heeft pachter de fosfaatrechten zelf hard nodig.

i. Uitleg pachtovereenkomst: geen uitsluiting van aanspraak

In de pachtovereenkomst is opgenomen dat het melkquotum volledig toebehoort aan pachter. Verpachter kan daarop geen aanspraak maken. Dit betekent volgens het pachthof echter niet dat verpachter ook afstand deed van eventueel later toe te kennen productierechten. Partijen hebben daarover geen afspraken gemaakt. Door in 2017 aanspraak te maken op fosfaatrechten heeft verpachter juist duidelijk gemaakt dat hij geen afstand heeft gedaan.

ii. Voorbehoud en toekenning fosfaatrechten na einde pachtovereenkomst

De fosfaatrechten zijn pas toegekend na het einde van de pachtovereenkomst. Daardoor kon pachter de verplichting om fosfaatrechten over te dragen niet nakomen. Dat laat onverlet dat verpachter zijn rechten heeft voorbehouden. Nu door het arrest van het pachthof van 26 maart 2019 duidelijk is geworden dat de verpachter onder bepaalde omstandigheden aanspraak kan maken op fosfaatrechten en in zoverre rechthebbende is, is de voorwaarde van de voorwaardelijke verbintenis vervuld. Verpachter kan dus nakoming vorderen.

iii. Hoevepacht, pacht van 15 ha óf pacht van een gebouw specifiek voor de melkveehouderij

Ook de stelling van pachter dat de bedrijfsgebouwen niet specifiek waren ingericht voor de melkveehouderij, treft geen doel. Blijkens het arrest van 26 maart 2019 bestaat een aanspraak in drie gevallen: óf bij hoevepacht, óf bij pacht van 15 hectare óf bij pacht van een gebouw dat specifiek is ingericht voor de melkveehouderij, waarbij is vereist dat die pacht op 2 juli 2015 bestond en 12 jaar of langer duurde. Hoewel de hoeve volgens het pachthof wel geschikt is voor de uitoefening van een melkveebedrijf, is dat in dit geval niet per se relevant. Er is immers al sprake van hoevepacht. Daarbij is niet ook nog vereist pacht van 15 hectare, noch pacht van een gebouw dat specifiek is ingericht voor de melkveehouderij.

iv. Geen samenhang tussen melkquotum en fosfaatrechten

Pachter vindt het onredelijk dat hij al voor het verpachtersdeel van het melkquotum heeft betaald en nu nogmaals productierechten moet afrekenen met verpachter. Het pachthof gaat hierin niet mee. In het arrest van 26 maart 2019 heeft het pachthof geoordeeld dat er geen samenhang bestaat tussen het melkquotum en fosfaatrechten. Dat partijen vrijwillig tot overdracht van het verpachtersdeel van het melkquotum zijn gekomen voordat de fosfaatrechten werden toegekend, is volgens het pachthof niet zo uitzonderlijk dat moet worden afgeweken van de uitgangspunten voor verpachters aanspraak op fosfaatrechten.

v. Feitelijke invulling door verpachter en keuze van pachter na einde pachtovereenkomst niet relevant

Dat de grond en/of gebouwen na het einde van de pachtovereenkomst potentieel minder goed te exploiteren zijn indien deze zonder fosfaatrechten worden opgeleverd, is een rechtvaardiging voor de voorwaarden waaronder de verpachter aanspraak heeft op fosfaatrechten. De feitelijke invulling die de verpachter na het einde van de pachtovereenkomst geeft aan het voorheen verpachte is niet relevant. De overige redenen zijn dat de verpachter langdurig bedrijfsmiddelen aan de pachter ter beschikking heeft gesteld waarop de pachter zijn bedrijfsvoering heeft kunnen baseren en dat die bedrijfsmiddelen in belangrijke mate hebben bijgedragen aan de omvang van de veestapel en daarmee aan de fosfaatrechten die aan de pachter zijn toegekend.

In tegenstelling tot de pachter uit het arrest van 26 maart 2019, is pachter geen stopper. Hij heeft de fosfaatrechten zelf hard nodig. Het pachthof gaat ervan uit dat de pachter degene is van wie de fosfaatrechten in beginsel zijn. De keuze van de pachter om na het einde van de pacht het bedrijf elders voort te zetten of te stoppen is (ook) niet relevant.

 

De door de pachter aangevoerde argumenten treffen dus geen doel. Het beroep slaagt niet.

Conclusie

Het pachthof maakt in dit arrest duidelijk dat, indien wordt voldaan aan de eerder door het pachthof in het arrest van 26 maart 2019 geformuleerde eisen, verpachter recht heeft op overdracht van de fosfaatrechten tegen vergoeding van 50% van de marktwaarde. Ook indien de pachtovereenkomst al was beëindigd voordat de fosfaatrechten aan de pachter werden toegekend. Bovendien is niet relevant dat al is betaald voor het melkquotum, hoe verpachter feitelijk invulling geeft aan het (voorheen) verpachte, noch de keuze van de pachter om zijn bedrijf elders voort te zetten of te stoppen.

Meer informatie?

Wilt u meer weten over pacht? Of over de verdeling van fosfaatrechten? Neem dan contact op met Jessica de Roos (M: 06 51 38 50 02, E: jessica.deroos@nysingh.nl) of Sharon Aaldering (M: 06 30 49 98 20, E: sharon.aaldering@nysingh.nl).