De rechtbank Overijssel heeft op 1 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2467) een interessant vonnis gewezen over de verdeling van en vergoeding voor fosfaatrechten bij het einde van de pacht.

Wat was het geval?

Na pachtontbinding eist de voormalig verpachter vergoeding voor fosfaatrechten, fosfaatreferentie 2017 en melkquotum. De pachtkamer oordeelt dat ondanks dat sprake is van twee verschillende verpachters, toch is voldaan aan de eis van minimaal 15 ha grond en dat de verpachter recht heeft op overdracht van de fosfaatrechten. Daarvoor moet hij de pachter wel 50% vergoeden van de marktwaarde van de fosfaatrechten die hij – na afroming – daadwerkelijk in handen krijgt. Indien niet meer kan worden overgedragen, moet pachter een vergoeding aan verpachter betalen voor de misgelopen fosfaatrechten. Daarbij wordt rekening gehouden met 20% afroming.

Fosfaatrechten komen in beginsel aan pachter toe

Blijkens het arrest van het pachthof van 26 maart 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:2544), komen fosfaatrechten in beginsel toe aan de pachter. Een uitzondering op deze hoofdregel geldt indien de verpachter langdurig bedrijfsmiddelen aan de pachter ter beschikking heeft gesteld die voor het bedrijf van de pachter van overwegend belang zijn om zijn bedrijf te kunnen exploiteren. Indien de bedrijfsmiddelen in belangrijke mate hebben bijgedragen aan de omvang van de veestapel en daarmee aan de fosfaatrechten die aan de pachter zijn toegekend, heeft de verpachter een aanspraak op die fosfaatrechten.

Overdracht van fosfaatrechten aan verpachter

Van een verplichting van de pachter tot overdracht van de fosfaatrechten aan het einde van de pacht aan de verpachter is sprake indien:

  1. op 2 juli 2015 (de peildatum voor toekenning van de fosfaatrechten) een reguliere pachtovereenkomst bestond of een geliberaliseerde pachtovereenkomst die bij het aangaan 12 jaar of langer duurt; en
  2. er sprake is van hoevepacht, pacht van minimaal 15 ha grond of pacht van een gebouw dat specifiek is ingericht voor de melkveehouderij; in welk geval
  3. de fosfaatrechten voor 50% toegerekend worden aan de gebouwen en voor 50% aan de grond en naar verhouding aan het gepachte; en
  4. per datum einde pachtovereenkomst de verpachter aan de pachter 50% van de marktwaarde van de over te dragen fosfaatrechten moet betalen.

Pacht van minimaal 15 ha grond ondanks twee verschillende verpachters

In de onderhavige zaak discussieerden partijen over de vraag of werd voldaan aan de voorwaarde dat het pacht betreft van minimaal 15 ha grond, nu sprake was van afzonderlijke pachtovereenkomsten die ieder op zichzelf genomen betrekking hadden op een kleinere oppervlakte dan 15 ha. De pachtkamer oordeelt echter dat niettemin voldaan is aan de voorwaarde van pacht van minimaal 15 ha. Van belang daarbij acht de pachtkamer dat de drie afzonderlijke pachtgedeelten langdurig samen en in samenhang aangewend zijn voor eenzelfde agrarisch gebruik ten dienste van het bedrijf van de pachter. Vanwege hun gezamenlijke oppervlakte moeten die gronden als van wezenlijk belang voor dat bedrijf worden aangemerkt. Als integraal geheel worden de gronden geacht in belangrijke mate te hebben bijgedragen aan de exploitatie van het bedrijf.

 

Naast de functionele samenhang, maakt volgens de pachtkamer ook de pachthistorie dat de gronden als een samenhangend geheel moeten worden beschouwd. Voorheen werden de gronden namelijk als één pachtareaal ter grootte van 18 ha gepacht. In verband met de NSW-rangschikking is het pachtareaal opgesplitst. Dat nu sprake is van twee pachtovereenkomsten die in juridische zin niet door één en dezelfde partij met de pachter zijn gesloten, leidt volgens de pachtkamer niet tot een ander oordeel. Niet is immers beoogd om daarmee een wezenlijke wijziging van de pachtverhouding te realiseren. Het pachtareaal van 18 ha is direct dan wel indirect eigendom van de verpachter/eiser in deze procedure.

 

De redelijkheid en billijkheid brengen volgens de pachtkamer mee dat de pachter de fosfaatrechten aan de verpachter overdraagt, tegen 50% van de marktwaarde.

Toerekening van de fosfaatrechten en overdracht aan derde

De fosfaatrechten moeten voor 50% worden toegerekend aan de gebouwen, voor 50% aan de grond en naar verhouding aan het gepachte.

 

Er bestaat discussie tussen partijen of dat de fosfaatrechten aan de door de pachter opgerichte maatschap zijn overgedragen (zoals de verpachter stelt) of slechts ter beschikking zijn gesteld (zoals de pachter stelt). Alleen in het geval de fosfaatrechten slechts ter beschikking zijn gesteld aan de maatschap, is de pachter in staat om bij het einde van de pachtovereenkomsten de fosfaatrechten aan de verpachter over te dragen tegen 50% van de waarde.

 

Gelet op hetgeen de pachter in de procedure naar voren heeft gebracht, staat tussen partijen niet ter discussie dat de pachter de fosfaatrechten niet aan de verpachter zal (kunnen) overdragen. In geschil was daarom of en in hoeverre ook onder deze omstandigheden rekening gehouden moet worden met de korting van 20% die RVO hanteert bij de overdracht van fosfaatrechten (als bedoeld in artikel 32a Meststoffenwet).

 

Vanwege het tekortschieten van de pachter in zijn verplichting om de fosfaatrechten bij het einde van de pacht aan de verpachter over te dragen, moet het geldbedrag ter waarde van de fosfaatrechten, waar de verpachter normaliter bij het einde van de pacht aanspraak op had kunnen maken, volgens de pachtkamer aangemerkt worden als vervangende schadevergoeding (als bedoeld in art. 6:74 BW). Als de pachter niet in de nakoming van zijn verplichting zou zijn tekortgeschoten, zou de verpachter – na afroming van 20% door de RVO – beschikken over 80% van de fosfaatrechten.

Betaling van 50% van de fosfaatrechten na afroming

Volgens vaste rechtspraak van het pachthof, dient de verpachter aan de pachter 50% van de marktwaarde van de over te dragen fosfaatrechten per datum einde pachtovereenkomst te betalen. Het pachthof heeft echter (nog) niet uitgemaakt of dat 50% is van de fosfaatrechten die de verpachter na afroming in handen krijgt, of 50% van de fosfaatrechten die de pachter bij het einde van de pachtovereenkomst in handen heeft en dient over te dragen. Gelet op de redelijkheid en billijkheid gaat het volgens de pachtkamer om 50% van de fosfaatrechten ná afroming. De pachter wordt hierdoor niet bevoordeeld, aangezien hij bij overdracht aan de maatschap ook met die 20% afroming te maken krijgt.

Geen vergoeding fosfaatreferentie 2017

De verpachter vordert de helft van de vergoeding wegens de door de pachter in de maatschap ingebrachte fosfaatreferentie. De pachtkamer ziet geen grondslag voor toewijzing van deze vordering. Ten tijde van de beëindiging van de pacht is namelijk het stelsel van de fosfaatrechten in de plaats gekomen van de regeling inzake de fosfaatreferentie. De fosfaatreferentie was daarom – anders dan de fosfaatrechten – niet meer een in aanmerking te nemen bedrijfsbelang. Anders zou immers twee keer een vergoeding toegekend worden.

Melkquotum vóór afschaffing buiten beschikkingsmacht gebracht?

Tot slot vordert de verpachter vergoeding inzake de melkproductierechten. Volgens hem heeft de pachter wanprestatie gepleegd door de melkquota gedurende de pacht te vervreemden. De verpachter maakt daarom aanspraak op de met die wanprestatie verkregen winst. De pachter betoogt echter dat hij zijn melkquotum heeft gebruikt tot de afschaffing hiervan (per 1 april 2015). Hij betwist dat hij het tot zijn bedrijf behorende melkquotum heeft vervreemd of overgedragen. Daarom bestaat volgens hem geen reden voor een vergoeding aan de verpachter.

 

De pachtkamer verwijst naar een arrest van het pachthof van 24 januari 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:484). Het pachthof overwoog daarin (r.o. 4.8) dat – ook nadat het melkquotum is afgeschaft – de verpachter aanspraak kan maken op de volgens vaste rechtspraak aan hem toekomende vergoeding, indien het melkquotum zonder zijn toestemming buiten zijn beschikkingsmacht wordt gebracht.

 

Relevant is dus het antwoord op de vraag of de pachter vóór 1 april 2015 het met het verpachte samenhangende melkquotum buiten zijn beschikkingsmacht heeft gebracht. De pachtkamer oordeelt dat daarvan onvoldoende is gebleken en wijst de vordering met betrekking tot vergoeding inzake het melkquotum af.

Conclusie

Kortom, ondanks dat sprake was van twee verschillende verpachters is voldaan aan de eis van minimaal 15 ha grond. Derhalve had de verpachter aan het einde van de pacht recht op overdracht van de fosfaatrechten, met dien verstande dat hij aan de pachter moet betalen 50% van de marktwaarde van de fosfaatrechten die hij na afroming (met 20%) in handen krijgt. Indien de (voormalig) pachter echter niet meer in staat is om de fosfaatrechten over te dragen, dient hij aan de voormalig verpachter een vergoeding te betalen voor de fosfaatrechten die de voormalig verpachter misloopt. Bij die vergoeding wordt rekening gehouden met de afroming van 20% die bij overdracht van de fosfaatrechten zou hebben plaatsgevonden. Voor vergoeding van fosfaatreferentie is in dit geval echter geen ruimte (meer), nu het stelsel van de fosfaatrechten daarvoor in de plaats is gekomen. Nu niet is gebleken dat de pachter vóór 1 april 2015 het met het verpachte samenhangende melkquotum buiten zijn beschikkingsmacht heeft gebracht, komt de verpachter daaromtrent geen vergoeding toe.

Meer informatie?

Wilt u meer weten over fosfaatrechten of pacht? Neem dan contact op met Jessica de Roos (M: 06 51 38 50 02, E: jessica.deroos@nysingh.nl), Sharon Aaldering (E: sharon.aaldering@nysingh.nl, M: 06 30 49 98 20) of een andere (pacht)specialist van ons team Grondzaken.

 

Heeft u de cursus ‘Actualiteiten Pachtrecht’ gemist? Geef u dan alsnog op en ontvang de terugkijklink.