Moet een legataris binnen 6 maanden na de afgifte van een legaat van een Natuurschoonwet landgoed een voortzettingsverzoek indienen? Over deze vraag heeft de Rechtbank Den Haag onlangs een uitspraak gedaan.

De casus

In deze zaak ging het om een onder de werking van de Natuurschoonwet 1928 (NSW) gerangschikt landgoed. De eigenaresse is overleden en heeft het landgoed in haar testament gelegateerd. De erfgenamen van de erflaatster zijn overgegaan tot afgifte van het legaat en hebben het landgoed geleverd aan de legataris. De legataris heeft niet binnen 6 maanden na deze overdracht een verzoek tot voortzetting van de NSW-rangschikking ingediend. De rangschikking is daarop ingetrokken.

 

De legataris voert aan dat hij het landgoed heeft verkregen uit een erfenis en er op mocht vertrouwen dat de rangschikking doorliep. Hij verwijst daarbij naar de brochure “Rangschikking als landgoed, Fiscale faciliteiten”. De legataris vindt het onbegrijpelijk dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen een erfgenaam en een legataris en gaat in beroep tegen de intrekking.

De Natuurschoonwet 1928

Op grond van artikel 2 lid 1 NSW doet de eigenaar die zijn onroerende zaak gerangschikt wenst te zien een daartoe strekkend verzoek. Artikel 3 lid 1 van de NSW bepaalt dat een NSW-gerangschikte onroerende zaak niet langer als zodanig wordt beschouwd indien de eigendom is overgedragen. In lid 2 van dit artikel wordt een uitzondering gemaakt op deze hoofdregel indien de nieuwe eigenaar binnen 6 maanden na de overdracht verzoekt om voortzetting van de rangschikking. In bijzondere gevallen kan deze termijn worden verlengd.

 

Een eigenaar van een landgoed kan alleen een beroep doen op de fiscale faciliteiten van de NSW indien de rangschikking onafgebroken wordt voortgezet.

 

Overwegingen Rechtbank Den Haag

De Rechtbank Den Haag overweegt het volgende. De wetgever heeft in de toelichting op de NSW vastgelegd dat een landgoed in beginsel wordt onttrokken aan de werking van de NSW bij een eigendomsoverdracht. Een eigendomsoverdracht kan gebaseerd zijn op verschillende rechtsverhoudingen, zoals koop, schenking, inbreng in een rechtspersoon of afgifte van een legaat. Als voorwaarde voor een onafgebroken rangschikking moet de nieuwe eigenaar binnen 6 maanden een voortzettingsverzoek indienen bij iedere vorm van eigendomsoverdracht van een NSW landgoed. In bijzondere gevallen kan de termijn van 6 maanden worden verlengd, bijvoorbeeld indien er sprake is van overmacht door externe factoren of gezondheidsredenen. De wetgever heeft beoogd voor slechts één situatie een verzoek tot voortzetting achterwege te laten, namelijk de overgang van de eigendom onder algemene titel bij vererving.

 

De Rechtbank Den Haag geeft aan dat door de afgifte van het legaat er sprake is van een eigendomsoverdracht. Het verzoek tot herrangschikking is niet binnen 6 maanden ingediend. Ook heeft de legataris geen blijk gegeven van bijzondere omstandigheden waarom het tijdig indienen van het voortzettingsverzoek achterwege is gebleven.

 

Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 3 NSW blijkt dat alleen een erfgenaam een beroep kan doen op de uitzonderingsregel. Dit houdt in dat een erfgenaam geen verzoek hoeft in te dienen tot voortzetting van de NSW-rangschikking. Dit blijkt ook uit de tekst van de genoemde brochure “Rangschikking als landgoed, Fiscale faciliteiten”:

Bij het erven van een onder de NSW gerangschikt landgoed loopt de NSW-rangschikking gewoon door, zolang het landgoed in onverdeelde eigendom blijft. Dit geldt ook als het landgoed bij verdeling is overgegaan op één van de erfgenamen. U hoeft als erfgenaam dus geen verzoek in te dienen, om aan te geven dat u het landgoed onder de NSW gerangschikt wilt houden.

 

De Rechtbank Den Haag geeft aan dat in deze tekst uitsluitend wordt gesproken over een erfgenaam en niet een legataris. De legataris verkrijgt goederen onder bijzondere titel.

 

Het beroep van de legataris wordt door de Rechtbank ongegrond verklaard. (Rechtbank Den Haag 18 juni 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:6181)