Jelle Cosijnse

Jelle Cosijnse

Advocaat

Met de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw) en het bijbehorende Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Bgiw) krijgen gemeenten naar verwachting vanaf 1 januari 2026 de bevoegdheid om regie te kunnen voeren over de wijkgerichte aanpak om woningen en gebouwen te verduurzamen (de warmtetransitie). Dat biedt kansen, maar ook nieuwe verantwoordelijkheden.

Van Klimaatakkoord naar gemeentelijke regie

In het Klimaatakkoord uit 2019 zijn afspraken gemaakt om in 2030 te komen tot 49% minder CO2-uitstoot ten opzichte van 1990. Ook staat in het Klimaatakkoord dat Nederland in 2050 van het aardgas af is. Gemeenten hebben eind 2019, onder enkele randvoorwaarden, ingestemd met de uitvoering van het Klimaatakkoord. Uitvloeisel van het Klimaatakkoord is onder meer de Wgiw, die op 23 april 2024 is aangenomen in de Tweede Kamer en op 10 december 2024 in de Eerste Kamer. De Wgiw treedt naar verwachting op 1 januari 2026 in werking. Het (ontwerp) Bgiw is pas op 7 juli 2025 gepubliceerd. De Wgiw en het Bgiw geven gemeenten instrumenten om regie te voeren op de warmtetransitie.

Gemeenten krijgen aanwijsbevoegdheid

Met de Wgiw krijgen gemeenten de bevoegdheid wijken aan te wijzen die voor een bepaalde datum overgaan op een duurzaam alternatief voor aardgas. Het gaat daarbij steeds om een wijkgerichte aanpak. Gemeenten kunnen wijken enkel aanwijzen wanneer het duurzame alternatief haalbaar én betaalbaar is voor huishoudens en bedrijven in de wijk. Gebouweigenaren behouden daarbij de vrijheid om zelf te kiezen op welke duurzame manier zij hun pand verwarmen, maar gemeenten kunnen een voorkeursoptie aangeven. Deze keuzevrijheid heet de opt-out.

 

Het Bgiw bevat een uitwerking van de Wgiw en de noodzakelijke waarborgen voor de inzet van de aanwijsbevoegdheid. Zo moet de gemeente rekening houden met de betaalbaarheid van de aanpak en moet participatie hebben plaatsgevonden. Ook moet er een redelijke termijn zitten tussen het aanwijzen van een gebied en het daadwerkelijk overgaan op de duurzame warmtebron. De richtlijn hiervoor is 8 jaar. De aanwijsbevoegdheid van gemeenten, die dus ook inhoudt dat de gasvoorziening in de wijk wordt beëindigd, is bedoeld als noodzakelijk slotstuk van een langlopend proces. Zij voorkomt dat in één wijk nog afzonderlijke gasaansluitingen moeten worden onderhouden, iets wat grote maatschappelijke kosten met zich meebrengt.

Het warmteprogramma vervangt de transitievisie warmte

In het zogenaamde warmteprogramma moeten gemeenten uiterlijk eind 2026 vastleggen welke wijken, buurten en dorpskernen voor 2035 van het aardgas afgaan en hoe, zodat inwoners, bedrijven, maatschappelijke instellingen, verhuurders en netbeheerders duidelijkheid krijgen over het tijdspad.
Het warmteprogramma vervangt de huidige transitievisie warmte. Het warmteprogramma is in de Wgiw verankerd als een verplicht programma onder de Omgevingswet. Het Bgiw bevat de inhoudelijke vereisten voor het warmteprogramma. Zo moet het warmteprogramma elke vijf jaar worden geactualiseerd, en is in artikel 4.32 van het Bgiw een instructieregel opgenomen waarin staat welke elementen gemeenten in ieder geval moeten opnemen in hun warmteprogramma, waaronder:

  • Een overzicht van de locaties waarvoor in het omgevingsplan een warmtetransitiegebied kan worden aangewezen;
  • Een overzicht van de energie-infrastructuur die aardgas moet vervangen per locatie;
  • Een beschrijving van de totale kosten van deze verduurzaming;
  • Een prognose van de gemiddelde warmtebehoefte per locatie.

Het warmteprogramma vormt op deze manier de basis voor gemeenten om regels te stellen over de verduurzaming van bestaande gebouwen en activiteiten binnen hun grondgebied, steeds op een wijkgerichte manier. De eerste warmteprogramma’s zijn al opgeleverd in 2021, toen dus nog onder de noemer ‘transitievisie warmte’.

Gemeenten vragen meer tijd en middelen

Gemeenten hebben inmiddels hun zorgen geuit, bijvoorbeeld over de betaalbaarheid voor bewoners en de uitvoeringsplicht die op hen afkomt. Daarnaast vinden zij de periode tussen de inwerkingtreding van de wet en het verplicht vaststellen van een warmteprogramma – uiterlijk op 31 december 2026 – te kort om de plannen zorgvuldig voor te bereiden en uit te voeren. De VNG heeft deze zorgen namens de gemeenten onder de aandacht gebracht bij de Tweede Kamer, met de oproep om meer tijd, middelen en duidelijkheid te bieden om de warmtetransitie op een haalbare en betaalbare manier vorm te geven.

Samenhang met de Wet collectieve warmte

De Wgiw en het Bgiw hangen samen met de Wet collectieve warmte (Wcw). De Wcw, die de huidige Warmtewet gaat vervangen, heeft als doel om de warmtetransitie in met name de bestaande gebouwde omgeving te bevorderen en tegelijkertijd de publieke belangen duurzaamheid, leveringszekerheid en betaalbaarheid beter te borgen. Meer daarover leest u in ons blog over de inwerkingtreding van Wcw.

Meer weten?

Het streven is de Wgiw en het Bgiw per 1 januari 2026 inwerking te laten treden. Met de inwerkingtreding van de Wgiw en het Bgiw verandert de rol van gemeenten ingrijpend. Dat biedt kansen, maar vraagt ook om zorgvuldige voorbereiding en uitvoering. Onze specialisten helpen uw gemeente daar graag bij.