Jorinde Kwakkernaat

Jorinde Kwakkernaat

Advocaat

Op 21 mei 2025 oordeelde de pachtkamer van de rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2025:4026) dat de vorderingen van een verpachter tot aanspraak op (een vergoeding voor) de fosfaatrechten verjaard zijn. De verpachter behield zich haar recht op fosfaatrechten per brief voor en wachtte de uitkomst van de destijds lopende procedures over de voorwaarden van het recht op fosfaatrechten van de verpachter af. Verpachter heeft echter te lang gewacht om aanspraak te maken op (een vergoeding voor) de fosfaatrechten, waardoor de vorderingen verjaard zijn.

Wat speelde er in deze zaak?

Pachter heeft de pacht op 9 juli 2017 opgezegd per 1 januari 2018. De verpachter, een stichting, heeft de opzegging bij brief van 23 april 2018 bevestigd. Hierin heeft verpachter expliciet overwogen: “Betreffend de fosfaatrechten wil de Stichting vastleggen, dat op dit moment procedures in voorbereiding zijn, waarin de vraag aan wie (pachter of verpachter) de fosfaatrechten toekomen centraal staat. De Stichting behoudt zich dien aangaand alle rechten voor.”

 

Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 26 maart 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:2544) geoordeeld dat de hoofdregel is dat fosfaatrechten in beginsel toekomen aan de pachter. Onder omstandigheden heeft een verpachter echter wel recht op (een deel van) de fosfaatrechten. Meer hierover leest u in onze eerdere blog over dit arrest.

 

Bij brief van 30 november 2023 heeft verpachter vervolgens aan pachter medegedeeld dat zij – gelet op bovenstaand arrest – graag in contact komt over de door pachter te betalen vergoeding voor de fosfaatrechten. Verpachter verzoekt om informatie over de fosfaatrechten die op de naam van pachter stonden en over eventuele verhuur of verkoop daarvan.

 

Op dit bericht blijft een reactie van pachter uit. Verpachter bericht pachter op 7 maart 2024 dat verpachter in 2018 heeft ingestemd met een pachtbeëindiging onder voorbehoud van aanspraak op (een vergoeding voor) de fosfaatrechten, zoals dat uit gerechtelijke procedures zou blijken. Verpachter verwijst vervolgens naar een arrest van de Hoge Raad van 15 december 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1756), waaruit blijkt dat het een algemene regel van aanvullend recht is dat verpachter (onder voorwaarden) aanspraak heeft op de fosfaatrechten. Verpachter maakt in deze brief expliciet aanspraak op een vergoeding voor de fosfaatrechten.

 

In zijn reactie van 24 mei 2024 beroept pachter zich op verjaring van de vordering van de verpachter betreffende de fosfaatrechten. Vervolgens start verpachter een procedure bij de rechtbank waarbij zij kortgezegd stelt aanspraak te hebben op (een vergoeding voor) de fosfaatrechten.

 

Oordeel rechtbank

De rechtbank overweegt dat verpachter door de beëindiging van de pachtverhouding per 1 januari 2018 recht heeft gekregen op de fosfaatrechten van pachter tegen betaling van 50% van de waarde. Hoe exact met de afwikkeling van de fosfaatrechten bij het einde van de pachtovereenkomst moet worden omgegaan was op 1 januari 2018 nog niet duidelijk. Dit is verduidelijkt in bovengenoemd arrest van 26 maart 2019. Desondanks oordeelt de rechtbank dat de verjaringstermijn niet pas na het wijzen van dit arrest is aangevangen, aangezien het recht op nakoming is ontstaan bij het einde van de pachtverhouding en dus per 1 januari 2018.

 

Aangezien deze vordering tot afgifte van fosfaatrechten opeisbaar is geworden per 1 januari 2018, zou de vordering in principe verjaren per januari 2023. Artikel 3:307 BW bepaalt namelijk (kortgezegd) dat een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst verjaart door verloop van vijf jaren. Verjaring kan echter worden gestuit door een schriftelijke aanmaning of mededeling waarin de verpachter zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (art. 3:317 lid 1 BW).

 

Hoewel verpachter stelt dat diens brief van 23 april 2018 als stuitingshandeling geldt, laat de rechtbank in het midden of de vordering tot afgifte van fosfaatrechten in de brief voldoende ondubbelzinnig is voorbehouden en dus als stuitingshandeling kwalificeert. Indien daar namelijk sprake van zou zijn, is de verjaringstermijn opnieuw aangevangen en is deze verlengd naar 24 april 2023. De rechter oordeelt dat niet is gesteld of gebleken dat verpachter zich binnen die termijn schriftelijk op nakoming van haar vordering tot afgifte van fosfaatrechten heeft beroepen. Hoewel duidelijk aanspraak op de fosfaatrechten is gemaakt bij brief van 7 maart 2024, is deze aanspraak te laat. De vorderingen ten aanzien van de fosfaatrechten zijn door tijdsverloop verjaard. De vorderingen van verpachter worden daarom afgewezen.

 

Tot slot

Hoewel er door het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden (en het arrest van de Hoge Raad) inmiddels meer duidelijkheid bestaat over de aanspraak van een verpachter op fosfaatrechten, blijft het van belang voor de verpachter om tijdig aanspraak te maken op fosfaatrechten na het eindigen van de pacht.

 

Heeft u vragen over het recht op fosfaatrechten na beëindiging van pacht of een andere vraag over pacht? Neem dan vooral contact op.