In de CMR-praktijk lijkt het de laatste tijd alleen nog maar over ladingdiefstallen te gaan.

Schijn bedriegt, nu ook regelmatig over beschadiging van vervoerde lading wordt gesteggeld en geprocedeerd. Punt van discussie is dan regelmatig wanneer er precies sprake is van “beschadiging” in de zin van het CMR-verdrag, bijvoorbeeld wanneer de vervoerde goederen gedurende het vervoer wel iets is overkomen, maar fysieke schade niet is aangetoond.

 

De rechtbank Overijssel heeft met haar (nog niet gepubliceerde) recente vonnis d.d. 6 november 2019 over deze materie een interessante uitspraak gewezen. Wat was er aan de hand?

 

Het ging hier om internationaal wegvervoer van een zending Smarties. De feitelijk vervoerder had de instructie gekregen om een trailer in te zetten die dicht, schoon, droog en reukloos diende te zijn. Tijdens lossing bij de Duitse ontvanger klaagde deze over de aanwezigheid van vliegen onder een laag afdekfolie, een onwelriekende lucht in de trailer en zelfs de aanwezigheid van maden op de laadvloer van de trailer. De ontvanger weigerde daarop de ontvangst van de Smarties, die vervolgens tot veevoer werden gepromoveerd.

CMR-praktijk

Voor de aldus ontstane schade werd vervolgens de feitelijk vervoerder (wiens belangen door Nysingh werden behartigd) aangesproken. Deze voerde het verweer dat de ingezette trailer weliswaar niet fris was, maar van opgetreden schade aan de goederen niet was gebleken. De Smarties waren namelijk verpakt in een stevige blauwe zak die dichtgevouwen en al in een dichtgeplakte kartonnen doos was geplaatst. De dozen waren bovendien op pallets gestapeld, zodat niet viel in te zien hoe ongedierte de Smarties zelf ooit zou hebben kunnen bereiken. Daadwerkelijke contaminatie was bovendien door geen van de betrokken partijen en hun experts vastgesteld, terwijl ladingbelanghebbenden ook geen nader onderzoek hadden verricht naar een eventuele contaminatie.

CMR Praktijk

De rechtbank wijst de vordering van ladingbelanghebbenden af. Zij stelt voorop dat een CMR-vervoerder niet alleen in geval van daadwerkelijke besmetting van Smarties met ongedierte aansprakelijk zal zijn, maar ook bij het bestaan van een redelijke verdenking van besmetting. Dit laatste baseert zij mede op de eisen die de voedselveiligheid stelt aan vervoer van levensmiddelen. In deze zaak is echter van het één noch het ander sprake. Een daadwerkelijke besmetting is door geen van partijen vastgesteld, terwijl ladingbelanghebbenden een redelijke verdenking daarvan op grond van het feitencomplex onvoldoende aannemelijk en concreet hebben kunnen maken. Een genuanceerde benadering kortom, waarvan moet worden afgewacht of dit in een eventueel hoger beroep zal worden bekrachtigd.