Een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering heeft meestal een aantal dekkingsuitsluitingen. Eén belangrijke standaard dekkingsuitsluiting is de uitsluiting van claims die betrekking hebben op het verkrijgen van een onterechte vergoeding of voordeel. Bijvoorbeeld management fees die een bestuurder ten onrechte van de vennootschap ontving. In deze blog bespreek ik de juridische aspecten van zo’n dekkingsuitsluiting van persoonlijk voordeel.
Een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering (D&O Insurance)
Een bestuurder (of een andere beleidsbepaler) van een rechtspersoon kan persoonlijk aansprakelijk worden gehouden voor fouten. Dit kan gaan om claims van de rechtspersoon zelf, maar ook om claims van derden zoals schuldeisers van de rechtspersoon. Het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht legt in het algemeen een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder. Er moet dan sprake zijn van onbehoorlijke taakvervulling of een persoonlijk ernstig verwijt.
Een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering biedt een belangrijk beschermingsmiddel voor een bestuurder tegen de financiële gevolgen van eventuele bestuurdersaansprakelijkheid en de verweerkosten die bij dergelijke claims ontstaan. Zo’n verzekering wordt ook wel een D&O (Directors & Officers) verzekering genoemd. Meestal sluit de rechtspersoon (bij een concern vaak de holding) een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering af, maar ook individuele bestuurders kunnen dit doen.
De uitsluiting van persoonlijk voordeel
De dekking die een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering biedt, hangt steeds af van de precieze voorwaarden. Over het algemeen is de dekking ruim. Toch bestaan er ook in de praktijk een aantal uitsluitingen die vrij standaard voorkomen. Eén daarvan is een uitsluiting van persoonlijk voordeel.
Een voorbeeld hiervan is de uitsluiting waarin staat dat de verzekeraar geen dekking biedt voor een claim “voortvloeiend uit, gebaseerd op of toe te schrijven aan het feit dat een verzekerde persoonlijke winst of voordeel behaalde dan wel enige vergoeding ontving, waartoe deze wettelijk niet gerechtigd was.”
De formulering en de inhoud van zo’n uitsluiting van persoonlijk voordeel kunnen per geval verschillen. Wat bijvoorbeeld, in afwijking van het zonet gegeven voorbeeld, ook wel voorkomt, is dat het verkrijgen van voordeel door anderen dan de verzekerde zelf eveneens is uitgesloten. En soms staat in de uitsluiting dat het voordeel door een rechter definitief moet zijn vastgesteld.
Jurisprudentie – een paar praktische lessen
Interessant is dat de uitsluiting die het vaakst leidt tot gepubliceerde uitspraken van rechters over een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering, de uitsluiting van persoonlijk voordeel is. Andere uitsluitingen zijn bijvoorbeeld fraude en claims op basis van beroepsaansprakelijkheid. Maar een discussie over persoonlijk voordeel komt het vaakst voor. Zo bezien is het een belangrijke uitsluiting.
De afgelopen jaren verschenen er vijf zaken in de jurisprudentie waarin een D&O-verzekeraar zich beriep op een uitsluiting van persoonlijk voordeel. Ik loop deze uitspraken hieronder beknopt langs.
- Rechtbank Rotterdam 1 april 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:2449 (bestuurder Dumo / HDI)
In deze zaak werd een bestuurder aansprakelijk gehouden voor schade als gevolg van onrechtmatige concurrentie in samenwerking met twee andere partijen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeraar zich hier terecht kon beroepen op de uitsluiting, ook al was het voordeel van deze onrechtmatige concurrentie niet gericht op eigen financieel voordeel van de bestuurder maar op voordeel van de twee andere partijen. De uitsluiting was daar echter niet beperkt tot eigen persoonlijk voordeel (r.o. 3.14).
- Rechtbank Rotterdam 15 november 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:10690 (Oud-leden RvT Stichting Gehandicaptenzorg Limburg / HDI)
Oud-leden van de Raad van Toezicht van een zorginstelling moesten in deze zaak aan de zorginstelling een deel van de duizenden euro’s terugbetalen die zij hadden gekregen voor werkzaamheden. De verzekeraar kon zich hier met succes beroepen op de uitsluiting van persoonlijk voordeel.
- Rechtbank Rotterdam 20 oktober 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:10335 en Gerechtshof Den Haag 7 mei 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:731: (oud-bestuurders ROKZ Groep / AIG)
Het ging in deze zaak om een aantal bestuurders die na een faillissement door de curator aansprakelijk werden gesteld voor het boedeltekort. De curator maakte de bestuurders diverse verwijten, waaronder dat zij ten onrechte (verhoogde) betalingen voor hun werkzaamheden zouden hebben ontvangen. Uiteindelijk schikten de bestuurders deze totale claim voor drie ton. De Rechtbank Rotterdam wees het beroep van de verzekeraar op de uitsluiting af, omdat de verzekeraar niet had aangetoond dat sprake was van niet-gerechtigde betalingen en ook niet dat de schikking zag op deze verwijten (en dat geen sprake was van één all-in afkoopsom voor alle uiteenlopende geschillen). Het Hof Den Haag gaf echter de verzekeraar na een bewijsopdracht wél (deels) gelijk en oordeelde dat sprake was van een niet-gerechtigd persoonlijk voordeel en begrootte dit niet-gedekte deel uiteindelijk op 58% van de schikking.
- Rechtbank Amsterdam 4 december 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:7510 (Vereffenaar en curator / Chubb)
In deze zaak beriep de verzekeraar zich op de uitsluiting omdat de (overleden) bestuurder en zijn ex-vrouw geldsommen hadden ontvangen van de rechtspersoon. De rechtbank oordeelde dat de schuld tot terugbetaling van deze geldsommen niet onder de dekking viel wegens de betreffende uitsluiting (r.o. 4.5).
- Rechtbank Noord-Nederland 15 januari 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:657 (Oud-bestuurder Stichting Orpheus / Interpolis)
In deze zaak beriep de verzekeraar zich op de uitsluiting met de stelling dat de oud-bestuurder waardevolle inventaris had afgevoerd. De rechtbank verwierp dit verweer echter omdat de rechtbank aannam dat de bestuurder de inventaris aan een derde om niet had overgedragen en overige inventaris naar de stort had afgevoerd (r.o. 5.13.1). Een beoogd (eigen) voordeel was hier dus niet aangetoond.
Uit deze uitspraken valt een aantal lessen te leren:
- Het beroep op de uitsluiting van persoonlijk voordeel wordt in de meeste gevallen gehonoreerd. In maar één van de vijf zaken werd deze niet gehonoreerd, in de overige vier (uiteindelijk) wel.
- De verzekeraar zal de ongerechtvaardigde verrijking goed moeten aantonen, want de stelplicht en de bewijslast hiervan rust op de verzekeraar.
- Als een aansprakelijkheidsclaim wordt geschikt en sprake is van meer verwijten dan alleen een ongerechtvaardigd voordeel moet qua dekking een verdeling (allocatie) worden gemaakt van welk deel van de schikking ziet op het uitgesloten persoonlijk voordeel.
De verhouding met het indemniteitsbeginsel
Tot slot is interessant dat in meerdere uitspraken over de uitsluiting van persoonlijk voordeel naar voren kwam dat de verzekeraar ook een (aanvullend) beroep deed op het indemniteitsbeginsel. Dit beginsel komt in de wet naar voren in art. 7:960 eerste zin BW: “De verzekerde zal krachtens de verzekering geen vergoeding ontvangen waardoor hij in een duidelijk voordeliger positie zou geraken”. Dit spreekt dus ook over het niet ontvangen van een verzekeringsuitkering bij een bepaald financieel voordeel.
De vraag is echter of de uitsluiting van persoonlijk voordeel en art. 7:960 BW werkelijk op hetzelfde zien. Zo ziet art. 7:960 BW op een voordeel op grond van een verzekeringsuitkering ten opzichte van de situatie zonder risicoverwezenlijking (de claim). Terwijl de uitsluiting van persoonlijk voordeel in een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering ziet op een voordeel ten opzichte van de situatie zonder de situatie zonder het onrechtmatig handelen. Anders gezegd: art. 7:960 BW en een uitsluiting van persoonlijk voordeel zien op twee verschillende voordeelsvergelijkingen.
Wanneer een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering ook dekking zou bieden voor een claim tot (terug)betaling van verkregen persoonlijk voordeel, komt een bestuurder door de dekking niet in een duidelijk voordeliger positie vergeleken met de situatie zonder die claim. De bestuurder gaat er dan door de claim vanwege de dekking inderdaad niet op achteruit, maar omdat de dekking dan alleen de claim vergoedt (en niet méér) ook niet op vooruit. Een verzekeraar die voor zo’n persoonlijk voordeel geen dekking wil bieden, heeft dus zo bezien daarvoor een specifieke uitsluiting in de polis nodig.


