Bijna 17 maanden na het in werking treden van de Omgevingswet is voor de eerste maal door de bestuursrechter een uitspraak gedaan over een verzoek om bekrachtiging van een onteigeningsbeschikking. De uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 mei 2025 (ECLI:NL:RBZWB:2025:2931) is lezenswaardig omdat daarin uitgebreid wordt ingegaan op de wijze waarop de onteigeningsbeschikking getoetst moet worden.
De rechtbank dient uit eigen beweging, dus ook wanneer daarom door belanghebbenden niet wordt gevraagd, te toetsen of:
- de onteigeningsbeschikking volgens de wettelijke vormvoorschriften is voorbereid;
- het onteigeningsbelang aanwezig is;
- de onteigening noodzakelijk is;
- de onteigening urgent is.
Dit is de zogenaamde ambtshalve basistoets (art. 16.107 Omgevingswet).
Bedenkingen
Wanneer er wel bedenkingen zijn ingebracht kan de toetsing aan de hiervoor genoemde criteria diepgaander zijn. Dat was hier het geval. Die toetsing leidt tot het oordeel dat de onteigeningsbeschikking niet volgens de wettelijke vormvoorschriften is voorbereid. De raad was namelijk verplicht om de ontwerponteigeningsbeschikking – met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp – ter inzage te leggen. Het logboek dat verslag doet van het minnelijk overleg was door de raad echter niet ter inzage gelegd. De rechtbank meent dat dit logboek nodig is om de noodzaak van de onteigening te kunnen vaststellen en dat het dus wel degelijk behoort tot de stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van de ontwerponteigeningsbeschikking. Toch hoefde de raad dat logboek niet ter inzage te leggen vanwege de daarin opgenomen persoonsgegevens en financiële gegevens. Maar de raad had belanghebbenden wel de mogelijkheid moeten geven om een kopie van het op hen betrekking hebbende logboek op te vragen en om hen op die mogelijkheid te wijzen. Dat had de raad niet gedaan.
Gebrek voorbereiding gepasseerd
Het gebrek in de voorbereiding van de onteigeningsbeschikking wordt echter door de rechtbank gepasseerd, omdat het logboek in de bekrachtigingsprocedure alsnog is verstrekt en niet is gebleken dat de belanghebbende door de te late terbeschikkingstelling van het logboek (en bijlagen) is benadeeld. In dat verband acht de rechtbank ook van betekenis dat de belanghebbende de gebrekkige voorbereiding pas in de bekrachtigingsprocedure aan de orde had gesteld.
Hoewel de tekst van artikel 16.107 Omgevingswet de rechter lijkt te dwingen om niet te bekrachtigen wanneer de onteigeningsbeschikking niet volgens de wettelijke vormvoorschriften is voorbereid (“wijst de rechtbank het verzoek in ieder geval af als…”) valt toe te juichen dat de rechtbank het gebrek passeert. Nu de belangen van de belanghebbende niet waren geschaad, zou met een afwijzing van het verzoek om bekrachtiging geen redelijk belang zijn gediend.
Minnelijke overeenstemming tweede perceel
Ten aanzien van een tweede perceel wordt het verzoek om bekrachtiging wel afgewezen. Volgens de rechtbank was de onteigening van dat perceel niet (meer) noodzakelijk, omdat inmiddels overeenstemming met zowel de eigenaar als de beperkt gerechtige was bereikt.
Wilt u meer weten over deze uitspraak of heeft u andere vragen over het onteigeningsrecht? Neem gerust contact met ons op.