In zijn uitspraak van 26 januari jl. heeft de Hoge Raad

(ECLI:NL:HR:2018:111) zich uitgelaten over de vraag of een vordering uit onrechtmatige daad was verjaard. In deze bijdrage zullen wij ingaan op de door de Hoge Raad behandelde vraag of de gemeente zich op het leerstuk van verjaring mocht beroepen, nadat zij uitgebreid over die vordering had onderhandeld.

Feiten

Het geschil vindt zijn oorsprong in de samenwerking van de gemeente Groningen (“de gemeente”) en een vennootschap die zich bezighoudt met schrootbewerking en metaalrecycling (“de vennootschap”). Naar aanleiding van een tussen deze partijen ontstaan geschil, is in juni 2002 een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen waarin, kort gezegd, is vastgelegd dat partijen het geschil ter beslechting zouden voorleggen aan arbiters en dat hetzelfde zou gelden voor een vordering van de vennootschap uit hoofde van onrechtmatig handelen van de gemeente.
Na het sluiten van deze overeenkomst zijn partijen met elkaar in onderhandeling getreden en heeft het inschakelen van de arbiters niet plaatsgevonden. Nadat deze onderhandelingen in 2008 definitief vastliepen, stelde de vennootschap de gemeente nogmaals aansprakelijk voor het onrechtmatig handelen en nadien heeft zij een gerechtelijke procedure gestart. In die procedure beroept de gemeente zich op verjaring van die vordering, waarbij zij (subsidiair) stelt dat er tussen het opstellen van de vaststellingsovereenkomst en het moment waarop (na afloop van de onderhandelingen) een aanmaning is gezonden meer dan 5 jaar is gelegen.
De vennootschap stelt dat het verjaringsberoep van de gemeente naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Beroep op verjaring op grond van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?

De Hoge Raad dient kortom te oordelen over de juridische gevolgen van het feit dat partijen uitgebreid onderhandeld hebben.
Het leerstuk van verjaring dient ertoe om een schuldenaar op enig moment te behoeden voor een vordering, waarvan hij mocht verwachten dat die niet meer tegen hem zou worden ingesteld. Na verloop van tijd is er immers sprake van een verzwakte bewijspositie van die schuldenaar en heeft hij ook in zijn vermogenspositie minder rekening gehouden met nakoming. De wetgever heeft bepaald dat bij een vordering als de onderhavige van verjaring sprake is na verloop van 5 jaren.
Dit verlies van een vordering door verjaring kan echter worden gestuit door binnen die 5 jaar een gerechtelijke procedure in te stellen, een aanmaning te verzenden of een schriftelijke mededeling te doen, waarin de schuldeiser zijn recht op nakoming ondubbelzinnig voorbehoudt. Al die handelingen leiden er immers toe dat de schuldenaar nog steeds rekening moet houden met nakoming en zich daar dus op kan instellen.
De wetgever heeft bij de totstandkoming van de verjaringsregeling duidelijk gemaakt dat aan het onderhandelen over een vordering geen stuitende werking toekomt. Dit ondanks dat de schuldenaar hierdoor moet beseffen dat de schuldeiser nog (geheel of gedeeltelijk) nakoming wenst.
In het onderhavige arrest heeft de Hoge Raad in het verlengde van zijn uitspraak van 1 februari 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD5811) geoordeeld dat het voeren van onderhandelingen weliswaar geen stuitingshandeling oplevert, maar dat dit onder omstandigheden met zich kan brengen dat de schuldenaar zich pas na verloop van 5 jaren na het einde van de onderhandelingen op verjaring mag beroepen. De Hoge Raad overweegt dat op het moment waarop de onderhandelingen zijn afgelopen, een nieuwe verjaringstermijn begint te open. Of in dit geval van dergelijke omstandigheden sprake is, is een oordeel van feitelijke aard en hierover mag het hof zich weer buigen.

Conclusie

Met deze uitspraak benadrukt de Hoge Raad wederom dat, ook in geval geen sprake is van stuiting van de verjaring, een beroep op verjaring niet altijd slaagt. Onder omstandigheden kunnen onderhandelingen hetzelfde effect hebben als een stuitingshandeling, immers volgens de Hoge Raad gaat na het afbreken van die onderhandelingen een nieuwe verjaringstermijn lopen.

 

Mr. Jonne Fluitsma is mede-auteur van dit artikel. Jonne was bij Nysingh werkzaam van 2017 tot 2021.