Mag de gemeente planologische medewerking weigeren?

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft eind augustus 2019 geoordeeld over de vraag of het mogelijk is planologische medewerking aan een herziening van het bestemmingsplan te ontzeggen, indien de verzoeker om deze herziening geen bijdrage ex artikel 6.24 Wro wil betalen. De Afdeling heeft deze vraag bevestigend beantwoord (ECLI:NL:RVS:2019:2950).

Het beroep van appellant

Het bestemmingsplan van de gemeente Oldebroek voorziet voor 38 van 44 recreatiewoningen op een recreatieterrein in een woonbestemming. De gemeente heeft met de eigenaren van de desbetreffende 38 recreatiewoningen een overeenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over het betalen van een vereveningsbijdrage. Het bestemmingsplan voorziet voor de recreatiewoning van appellant niet in een woonbestemming, omdat hij geen anterieure overeenkomst (tot betaling van een bijdrage) met de gemeente is aangegaan. Appellant wil namelijk geen vereveningsbijdrage betalen.
Appellant stelt zich op het standpunt dat geen wettelijke grondslag bestaat voor het verlangen van een vereveningsbijdrage, omdat de door hem gewenste functieverandering (van recreatiewoning naar reguliere woning) geen aangewezen bouwplan is als bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Als die mogelijkheid al bestaat, dan meent appellant dat onvoldoende (ruimtelijke) samenhang bestaat tussen de door hem gewenste woonbestemming en de gevraagde vereveningsbijdrage.

Oordeel Afdeling

De Afdeling stelt vast dat – in het geval van appellant – de gewenste functieverandering onder de gegeven omstandigheden geen bouwplan is. Appellant woont feitelijk permanent in een bestaande recreatiewoning. Er zijn geen bouwwerkzaamheden nodig in verband met de functieverandering van recreatiewoning naar reguliere woning. Omdat geen sprake is van een bouwplan, bestaat geen bevoegdheid om een exploitatieplan op te stellen.

 

De Afdeling laat het daar echter niet bij: ‘Het systeem van de Wro verzet zich er niet tegen dat ook zonder aangewezen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Bro een overeenkomst over grondexploitatie als bedoeld in artikel 6.24, eerste lid, van de Wro wordt aangegaan.’
Artikel 6.24 Wro verzet zich niet tegen het aangaan van een anterieure overeenkomst en het daarin regelen van de betaling van een bijdrage aan een ruimtelijke ontwikkeling. Daarbij moet wel zijn voldaan aan de vereisten die uit dit artikel voortvloeien. Allereerst vloeit voort uit lid 1 dat de vereveningsbijdrage moet berusten op een vastgestelde structuurvisie. Daarnaast moet een ruimtelijke en functionele samenhang bestaan tussen de aantasting als gevolg van de activiteit (de planologische verslechtering door de functieverandering) en de noodzaak tot het vragen van een vereveningsbijdrage.

 

In het onderhavige geval was sprake van een door de raad opgestelde structuurvisie. Ten aanzien van de samenhang oordeelt de Afdeling dat in de structuurvisie concrete maatregelen staan vermeld, onder andere de aanleg van nieuwe fietspaden, een belevingspad en andere toeristische voorzieningen, die de planologische verslechtering, als gevolg van de functieveranderingen van recreatief naar permanent wonen, moeten compenseren. Sommige van de in de structuurvisie genoemde maatregelen staan volgens de Afdeling wel in een iets verwijderd verband van het planologisch nadeel (verlies van recreatiewoningen), maar de vereiste samenhang is desalniettemin aanwezig.
Het oogmerk van de door de raad gevraagde vereveningsbijdrage bestaat uit ‘’het zeker stellen dat een woonbestemming voor de recreatiewoning van appellant wordt gecompenseerd door het realiseren van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in de gemeente’’. Dit oogmerk maakt volgens de Afdeling dat de raad in redelijkheid de gewenste herziening tot woonbestemming heeft kunnen weigeren nu appellant weigerde een anterieure overeenkomst (met betaling van de vereveningsbijdrage) te sluiten met de raad.

Concluderend

De gemeenteraad mocht in de gegeven omstandigheden een vereveningsbijdrage ter compensatie afdwingen alvorens mee te werken aan het wijzigen van het bestemmingsplan. Ruimtelijke relevantie moet worden aangetoond: in dit geval de planologische verslechtering die moet worden gecompenseerd. Wanneer geweigerd wordt een vereveningsbijdrage te betalen, kan deze compensatie niet tot stand komen. En dan mag de gemeente planologische medewerking weigeren.