Op dinsdag 5 juli organiseerde Nysingh een webinar over de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden. Deze wet treedt op 1 augustus 2022 in werking en brengt voor veel werkgevers en werknemers veranderingen met zich mee.

In het webinar ‘Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden’ op 5 juli jl. heeft Allard Bekius besproken op welke punten werkgevers hun (standaard) arbeidsovereenkomst moeten aanpassen en op welke punten dat niet nodig is.

 

Heeft u interesse in het webinar, dan kunt u de terugkijklink via onderstaande button bij ons opvragen.

 

 

Wat verandert er?

Op 21 juni jl. heeft de Eerste Kamer de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden aangenomen. Deze wet treedt op 1 augustus 2022 in werking en brengt de volgende veranderingen met zich mee:

 

Scholing

Op het gebied van scholing, en de tijd en kosten in verband daarmee, verandert er veel: mogelijk dient u uw werkwijze aan te passen. Een studieovereenkomst met een terugbetalingsregeling bij vroegtijdig vertrek zal in veel gevallen niet meer mogelijk zijn. Dat geldt ook voor bestaande contracten. Scholing die verplicht is op grond van cao of wet, zal kosteloos moeten worden aangeboden, en – indien mogelijk – in werktijd.

 

Oproepkrachten

Als uw organisatie werkt met oproepkrachten, dan is extra aandacht eveneens vereist. Zo kunnen oproepkrachten voortaan alleen nog verplicht worden opgeroepen op de dagen en uren die in het arbeidscontract staan. De oproepkracht heeft aanspraak op een schadevergoeding bij (niet tijdig) annuleren.

 

Nevenactiviteitenbeding

Een nevenactiviteitenbeding, dat de werknemer verbiedt om naast zijn baan nog ander werk te hebben, is vanaf 1 augustus 2022 niet meer toegestaan, tenzij er een objectieve rechtvaardiging is. In het beding zelf hoeft de objectieve rechtvaardiging niet te zijn opgenomen. Deze mag ook achteraf worden gegeven.

 

Uitbreiding wettelijke informatieplicht

Een uitbreiding van de wettelijke informatieplicht: U dient de werknemers te informeren over een aantal zaken, waaronder de procedure voor beëindiging van het dienstverband en wie de uitvoerder is van de bovenwettelijke (werkloosheid)uitkeringen.

 

Meer zekere en voorspelbare arbeidsvoorwaarden

Uw organisatie moet verder alert zijn bij het verzoek van werknemers om “meer zekere en voorspelbare arbeidsvoorwaarden”. Als uw organisatie niet binnen een maand beslist, wordt het verzoek van de werknemer geacht te zijn gehonoreerd.

Studiekosten en studietijd voor het halen van de onderwijsbevoegdheid

Vanaf 1 augustus 2022 geldt dat voor studie of scholing die de werkgever op grond van een wet of cao verplicht moet aanbieden, een studiekostenbeding niet meer rechtsgeldig is. Bovendien wordt de tijd gemoeid met een dergelijke verplichte opleiding en voorbereiding, beschouwd als arbeidstijd.

 

Wat er valt onder “verplichte scholing” is helaas nog niet geheel duidelijk.

 

Vast staat dat hier niet onder valt “de scholing die noodzakelijk is voor het verkrijgen van een diploma of certificaat, waarover de werknemer bij eerste aanvang van de werkzaamheden al dient te beschikken om op grond van een wettelijke bepaling een functie te mogen uitvoeren”. Dit brengt vragen met zich mee o.a. voor het halen van de onderwijsbevoegdheid, ook omdat veel onderwijsinstellingen aan zij-instromers of andere werknemers de mogelijkheid bieden om op kosten van de onderwijsinstelling de (extra) onderwijsbevoegdheid te halen.

Deze problematiek is – bij de behandeling van deze nieuwe wet – in de eerste kamer kort aan de orde geweest:

“Tot slot willen de leden van de D66-fractie graag een vraag voorleggen die via de VO-raad is binnengekomen. Volgens de VO-raad is het behalen van een bevoegdheid middels een lerarenopleiding verplicht/noodzakelijk voor het werken in het onderwijs, maar het betreft hier op zich geen wettelijke verplichting voor de werkgever om deze kosteloos aan te bieden. De aanname van de VO-raad is dan ook dat – ook na inwerkingtreding van het wetsvoorstel – de lerarenopleiding van een (onbevoegde) docent niet voor rekening van de werkgever hoeft te komen. De leden van de D66-fractie vragen de regering of deze aanname van de VO-raad klopt.”

Op 8 juni jl. heeft minister Van Gennip van Sociale zaken en Werkgelegenheid deze vraag beantwoord (memorie van antwoord (35 962)):

‘’Om les te kunnen geven op een school dient de werknemer te beschikken over een bepaalde onderwijsbevoegdheid. Deze kan worden behaald door een lerarenopleiding af te ronden aan een hogeschool of universiteit. Hoewel deze scholing noodzakelijk is voor het uitvoeren van de functie, valt deze, in beginsel, niet onder scholing als bedoeld onder artikel 7:611a BW. Hieronder valt in beginsel niet, (…), ook de scholing die noodzakelijk is voor het verkrijgen van een diploma of certificaat waarover de werknemer bij eerste aanvang van de werkzaamheden al dient te beschikken om op grond van een wettelijke bepaling een functie te mogen uitvoeren. Deze scholing is niet per definitie hetzelfde als een bij wet door de werkgever verplicht te verstrekken opleiding. De omstandigheden van het geval bepalen of daarvan sprake is.’’

 

Het antwoord van de minister laat helaas nog onduidelijkheid bestaan. Het uitgangspunt is dat het halen van de onderwijsbevoegdheid in beginsel niet valt onder de verplichte scholing genoemd in de nieuwe wet, maar dat er – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – toch een (wettelijke) verplichting kan zijn, die maakt dat het halen van de onderwijsbevoegdheid wel kosteloos, en onder werktijd moet worden aangeboden.

 

Deze omstandigheden van het geval hangen o.a. af van de tussen partijen geldende afspraken en geldende cao. Bovendien geldt dat als de scholing noodzakelijk is om de functie uit te oefenen, deze opleiding ook kosteloos en tijdens werktijd moet worden wordt aangeboden.

 

Van belang is dat voor het lesgeven in het onderwijs bijna altijd een onderwijsbevoegdheid nodig is. Er is echter geen wettelijke verplichting die onderwijsinstellingen verplicht deze opleiding aan hun werknemers aan te bieden. In de huidige cao’s voor PO, VO, MBO, HBO en WO staan wel bepalingen over professionalisering en het volgen van scholing, maar geen bepaling die de onderwijsinstelling expliciet verplicht een werknemer deze opleiding (kosteloos) aan te bieden. Het lijkt er daarom op dat het voor onderwijsinstellingen nog steeds mogelijk is om hier een studiekostenbeding met een werknemer overeen te komen, en de opleiding (deels) buiten werktijd kan worden gevolgd.

 

Afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zou echter toch een verplichting tot het aanbieden van (nadere) scholing kunnen worden aangenomen. Denk daarbij aan de situatie waarin de opleiding noodzakelijk is om de functie te vervullen, maar ook aan de wettelijke verplichtingen in het kader van herplaatsing of een verbetertraject. Daarnaast zou ook een ruime interpretatie van de verplichtingen in de cao’s in bepaalde situatie kunnen worden aangenomen. Tenslotte zouden de cao’s nog kunnen wijzigen, waardoor bovenstaande anders, of duidelijker wordt.

Conclusie

Als het op grond van de cao of wet verplicht is om scholing aan te bieden aan uw werknemers, dan moet deze scholing kosteloos worden aangeboden. De tijd die de werknemer aan de studie besteedt, wordt dan gezien als werktijd. Werknemers hebben dan aanspraak op salaris of compensatie in vrije tijd voor de uren die zij hebben besteed aan deze studie die niet onder werktijd vielen. Dergelijke vorderingen kunnen hoog oplopen. Wij raden u aan om uw verplichtingen ten aanzien van scholing goed in kaart te brengen.

Ervaringen?

Loopt uw onderwijsinstelling ook aan tegen vragen over de implementatie van de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden? Wij horen graag waar u tegenaan loopt, zodat we deze problemen in een breder verband kunnen oppakken.

 

U kunt ons benaderen door een e-mail te sturen naar marktgroeponderwijs@nysingh.nl.