Op 1 juli jl. is de Wet opheffing verpandingsverboden in werking getreden. Als gevolg hiervan zijn gebruikelijke bedingen die direct of indirect de mogelijkheid beperken om een geldvordering te verpanden of over te dragen nietig geworden. Vanaf vandaag, 1 oktober 2025, zijn deze bedingen voor zover ze in bestaande overeenkomsten staan, ook nietig. Juist omdat deze bepalingen in de praktijk zo vaak voor komen, is het goed stil te staan bij de praktische gevolgen van deze wetswijziging.
Wat houdt de wetswijziging in?
De hoofdregel is dat vorderingsrechten kunnen worden overgedragen, maar dat partijen mogen afspreken dat overdraagbaarheid is uitgesloten. Maar, zo volgt uit de wetswijziging, uitsluiting of beperking van overdraagbaarheid of verpandbaarheid is niet mogelijk als het een geldvordering op naam betreft, die vanuit het perspectief van de schuldeiser voortkomt uit de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een dergelijk beding, of een beding dat die strekking heeft, is dan ook nietig.
Allereerst moet het gaan om een geldvordering, dus vorderingen die de betaling van een geldsom betreffen. De wetswijziging is bijvoorbeeld niet van toepassing op een vordering tot de levering van een goed.
Daarnaast moet deze geldvordering zijn verkregen in de uitoefening van het beroep of bedrijf van de schuldeiser. Het vereiste van ‘uitoefening van beroep of bedrijf’ moet ruim worden geïnterpreteerd. Het gaat niet alleen om geldvorderingen die direct in de uitoefening van een beroep of bedrijf zijn verkregen, maar ook om geldvorderingen die ten behoeve van of in verband met de beroeps- of bedrijfsuitoefening zijn verkregen. Het aangaan van een zakelijke verzekering valt daar bijvoorbeeld ook onder.
En wanneer het dan gaat om geldvorderingen die zijn verkregen in de uitoefening van een beroep of bedrijf, zijn niet alleen bedingen die de overdraagbaarheid of verpandbaarheid direct uitsluiten nietig, maar ook bedingen die een vergelijkbare strekking hebben. Boetebedingen en geheimhoudingsclausules kunnen daarom nietig zijn. Ook clausules die de overdracht of verpanding van een vordering afhankelijk maken van de goedkeuring van de andere partij of aan andere voorwaarden onderwerpt, zijn mogelijk nietig. Of een beding een dergelijke ‘verboden’ strekking heeft, moet van geval tot geval worden beoordeeld.
Op het verbod om dergelijke bedingen in de overeenkomst op te nemen, gelden dan wel weer enkele uitzonderingen. Zo zijn vorderingen uit betaal- en spaarrekeningen uitgezonderd, en vallen ook bijvoorbeeld obligatieleningen buiten het toepassingsbereik.
Gevolgen voor de praktijk
Het is goed mogelijk dat in uw contracten een verbod is opgenomen om geldvorderingen over te dragen of te verpanden. Of daar zijn beperkingen aan gesteld, bijvoorbeeld in de vorm van een toestemmingsvereiste. Uw overeenkomst kan natuurlijk ook andere bedingen bevatten, die de strekking hebben om de overdracht of verpanding van de geldvorderingen tegen te gaan of te bemoeilijken. Laat daarom door een deskundige beoordelen of hiervan sprake is, welke gevolgen dat in uw concrete situatie heeft en wat u eventueel kunt doen om die gevolgen te beperken.


