De mogelijkheid om uitstaande vorderingen te verpanden, geeft ondernemers gemakkelijker toegang tot krediet om hun onderneming te financieren. Het komt echter regelmatig voor dat de mogelijkheid hiertoe contractueel is uitgesloten. Om kredietverlening te stimuleren, wil de wetgever met de Wet opheffing verpandingsverboden een einde maken aan deze praktijk. Wat betekent dit voor ondernemers?
Overdraagbaarheid en/of verpandbaarheid van vorderingen
In beginsel zijn vorderingen vatbaar voor overdracht en/of verpanding. Schuldeiser en schuldenaar kunnen deze mogelijkheid echter contractueel uitsluiten, dit wordt ook wel een “verpandingsverbod” genoemd. Vaak is een verpandingsverbod in de algemene voorwaarden opgenomen. Een verpandingsverbod kan, afhankelijk van de wijze waarop die is geformuleerd, goederenrechtelijke werking hebben. Goederenrechtelijke werking betekent dat een verpandingsverbod ervoor zorgt dat de verpanding van een vordering juridisch onmogelijk is.
Volgens de wetgever belemmeren verpandingsverboden de mogelijkheid voor kleine en middelgrote ondernemers om toegang te krijgen tot krediet om hun activiteiten te kunnen financieren. De Wet opheffing verpandingsverboden, die op 4 maart 2025 door de Eerste Kamer is aangenomen, maakt grotendeels een einde aan verpandingsverboden. Vanaf 1 juli 2025 treedt deze wet in werking.
Hoe ziet het er vanaf 1 juli 2025 uit?
Vanaf 1 juli 2025 volgt uit (het nieuwe) artikel 3:83 lid 3 BW dat elke clausule die ertoe strekt om de overdraagbaarheid of verpandbaarheid van geldvorderingen op naam uit te sluiten of tegen te gaan, nietig is. Wel worden op grond van artikel 3:83 lid 4 BW enkele soorten vorderingen van deze bepaling uitgesloten. Dit gaat bijvoorbeeld om vorderingen uit hoofde van betaal- en spaarrekeningen en vorderingen die worden betaald op een rekening die wordt gehouden ten behoeve van de betaling van loonbelasting, omzetbelasting en sociale verzekeringspremies.
Hoe zit het met verpandingsverboden die voor 1 juli 2025 overeen zijn gekomen?
Op grond van artikel 85a van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, zijn alle na 1 juli 2025 overeengekomen verpandingsverboden nietig. Voor alle reeds op 1 juli 2025 bestaande verpandingsverboden bestaat een overgangsperiode van 3 maanden. Vanaf 1 oktober 2025 zullen dus ook de vóór de intreding van de Wet opheffing verpandingsverboden overeengekomen verpandingsverboden nietig zijn.
Conclusie
Verpandingsverboden zorgen ervoor dat ondernemers minder krediet kunnen aantrekken, omdat zij hun uitstaande facturen niet als onderpand kunnen geven. Met de intreding van de Wet opheffing verpandingsverboden komt hier in grote mate een einde aan en wordt de toegang tot krediet hopelijk gestimuleerd.