Stijn Pennings

Stijn Pennings

Advocaat
Roman Kestle

Roman Kestle

Advocaat

Als onderdeel van het in 2020 gelanceerde Capital markets Union 2020 Action Plan, presenteerde de Europese Commissie op 7 december het Voorstel voor een richtlijn tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht. Door 27 verschillende insolventiewetgevingen op bepaalde aspecten te harmoniseren, moet het richtlijnvoorstel grensoverschrijdende investeringen stimuleren. Op 13 december 2024 heeft de Raad van de Europese Unie zijn standpunt ingenomen over de belangrijkste elementen van het richtlijnvoorstel.

Verplichtingen van bestuurders

Een van de kernpunten van de Raad betreft de plicht van een bestuurder om tijdig een verzoek tot opening van een insolventieprocedure in te dienen. Dit verzoek moet gedaan worden binnen drie maanden nadat de bestuurder op de hoogte raakt van de financiële problemen van de onderneming. Volgens de Raad kan deze verplichting worden opgeschort als bestuurders maatregelen nemen om het nadeel voor schuldeisers te vermijden en hen hiermee dezelfde mate van bescherming te bieden als het aanvragen van een insolventieprocedure.

 

Als bestuurders zich niet aan deze verplichting houden, zijn daar consequenties aan verbonden. Lidstaten moeten ervoor zorgen dat er bepalingen worden vastgesteld op grond waarvan bestuurders civielrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld als ze nalaten om tijdig een verzoek tot opening van een insolventieprocedure in te dienen. Wanneer er sprake is van civielrechtelijke aansprakelijkheid moeten bestuurders de schade aan de schuldeisers vergoeden die zij lijden als gevolg van de vermindering van de restwaarde van de onderneming in vergelijking met de situatie waarin het verzoek tijdig zou zijn ingediend.

 

Zienswijze wetgever

In Nederland bestaat op dit moment nog geen dergelijke verplichting voor bestuurders en de wetgever heeft zich ook kritisch tegenover deze verplichting opgesteld. De wetgever acht het niet het juiste middel om het doel van de verplichting, het beschermen van schuldeisers tegen onnodige verliezen, te bewerkstelligen.

 

De wetgever is onder andere kritisch over het moeten opnemen van bepalingen op grond waarvan bestuurders civielrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld als zij nalaten om op tijd het faillissement aan te vragen. Naar oordeel van de Nederlandse wetgever biedt het huidige Nederlandse insolventierecht voldoende middelen om schade voor schuldeisers in aanloop naar insolventie te voorkomen. Als voorbeeld noemt de Nederlandse wetgever de zgn. Beklamel-norm, die voorschrijft dat een bestuurder van een rechtspersoon geen nieuwe verplichtingen aangaat terwijl hij weet of behoort te weten dat de rechtspersoon deze niet zou kunnen voldoen.

 

Gevolgen

Als het richtlijnvoorstel wordt geïmplementeerd, betekent dit dat bestuurders een insolvente onderneming niet meer mogen voortzetten. Doet een bestuurder dit wel? Dan dreigt civiele aansprakelijkheid van deze bestuurder. Het is nog de vraag op welke wijze de Nederlandse wetgever deze civiele aansprakelijkheid gaat onderbrengen in het Nederlandse insolventierecht. In ieder geval kan het richtlijnvoorstel grote impact hebben op het huidige systeem, waar bestuurders op een gegeven moment moeten voorsorteren.

 

Contact

Heeft u vragen omtrent dit onderwerp? Neem contact op met onze specialisten.