Verzekeringsdekking voor saneringskosten door asbesthoudende dakbedekking. Zijn die kosten wel onvoorzien? En valt ook vervanging hieronder?
Rechtbank Den Haag, 28 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14272
Het gaat hier over een zaak waarin de grond rond een drietal schuren ernstig verontreinigd was geraakt door het losraken van asbestdeeltjes uit de (golfplaten) dakbedekking. Dit losraken was veroorzaakt door veroudering van de dakbedekking, in combinatie met regenval.
Van de verzekeraar, Nationale-Nederlanden (NN) werd gevorderd dat zij onder de (milieuschade)verzekering dekking moest verlenen voor de kosten van
- het saneren van de met asbestvezels verontreinigde grond,
- het verwijderen van de asbesthoudende dakbedekking en
- het vervangen van die dakbedekking door een dak zonder asbest.
NN weigerde om dekking te verlenen omdat bij het door ouderdom loslaten van asbestdeeltjes niet zou zijn voldaan aan de polisvoorwaarde die eist dat sprake is van een emissie die onvoorzien is. NN voerde daartoe aan dat het voorzienbaar was dat de asbestvezels zouden loslaten, omdat zij loskomen door erosie of corrosie vanaf ongeveer 20 jaar na de bouw, in dit geval vanaf ongeveer 2010, dat wil zeggen al voor het afsluiten van de milieuschadeverzekering in 2012. Verder deed NN een beroep op artikel 7:925 BW dat onzekerheid eist als een van de voorwaarden voor verzekering.
De rechtbank kwam echter tot het oordeel dat NN wél gehouden was dekking te verlenen, omdat het ten tijde van het sluiten van de verzekering voor de verzekerde onverwachts oftewel onvoorzien was dat asbestvezels door weersomstandigheden los konden komen van golfdakplaten. De rechtbank achtte goed voorstelbaar dat de verzekerde als particulier niet op de hoogte was van de wetenschappelijke rapporten waarin het loskomen van asbestvezels door erosie en corrosie al wel werd beschreven.
Hiermee geeft de rechtbank een subjectieve invulling aan het onzekerheidsvereiste: de rechtbank achtte de kennis van de verzekerde bepalend.
Onvoorzien in rechtspraak en literatuur
Niet altijd wordt het onzekerheidsvereiste in het verzekeringsrecht subjectief ingevuld. In de rechtspraak en literatuur bestaat veel discussie over de vraag of dit vereiste subjectief moet worden ingevuld of objectief. Bij het objectieve criterium is van onzekerheid geen sprake als in een bepaalde situatie sprake is van een normaal te verwachten gevolg. Men ziet ook wel een tussenvorm: het onzekerheidsvereiste wordt subjectief ingevuld, maar er vindt wel enige objectivering plaats. Bijvoorbeeld door tot uitgangspunt te nemen dat de onzekerheid te goeder trouw moet zijn en niet ongerechtvaardigd. Dit noemt men ook wel ‘geobjectiveerd subjectief’.
De keuze voor het ene of het andere criterium hangt ook sterk samen met inhoud van de polisvoorwaarden. Daarom moeten deze altijd goed worden bekeken.
Hof Den Bosch 14 juli 2020
Een objectief criterium werd gehanteerd door het Hof Den Bosch in zijn arrest van 14 juli 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2175. Hierin ging het eveneens om bodemverontreiniging door losgelaten asbestdeeltjes van dakplaten. Het hof gebruikte het (objectieve) criterium van het normaal te verwachten gevolg, maar oordeelde dat schade (verontreiniging) aan de grond geen normaal te verwachten gevolg is van corrosie van dakplaten. Ook volgens dit hof was aan het vereiste van onvoorzienbaarheid dus voldaan, echter via een andere constructie.
Hoge Raad 22 april 2022 over de kosten van vervanging
Laatstgenoemd arrest leidde tot het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:588, waarin uitvoerig ging over de vraag hoe de bereddingskosten van art. 7: 957 BW zich verhouden tot de (niet onder de verzekering gedekte) kosten van normaal onderhoud.
In die zaak was voorts aan de orde de vraag of de kosten van vervangende dakplaten ook als bereddingskosten kunnen worden aangemerkt. Het hof had geoordeeld dat dit niet het geval was, omdat alleen het verwijderen van de dakplaten nodig is om schade te voorkomen en niet het plaatsen van nieuwe platen. De Hoge Raad was het hiermee niet eens. Volgens de Hoge Raad kunnen in het geval dat beredding bestaat in het verwijderen van de schadeveroorzakende zaak, onder omstandigheden niet alleen de kosten van verwijdering, maar ook de kosten van vervanging als bereddingskosten worden aangemerkt. De enkele verwijdering is volgens de Hoge Raad wel doelmatig, maar het verlies van de functie van de zaak behoort onder omstandigheden niet of niet geheel voor risico van de verzekerde te komen. Daarom kan volgens de Hoge Raad een redelijke begroting van de kosten van beredding meebrengen dat ook kosten van herstel van de functie daarin worden betrokken. Als dat redelijk is, kan daarbij wel rekening worden gehouden met de waardevermeerdering van de zaak als gevolg van het herstel.
Rechtbank Den Haag 28 december 2022, nu over de kosten van vervanging
De rechtbank Den Haag laat met haar vonnis van 28 december 2022 zien dat zij goede nota heeft genomen van voornoemd arrest van de Hoge Raad. Zij oordeelde conform die uitspraak dat ook de kosten van vervanging van de daken als bereddingskosten moesten worden vergoed, onder aftrek van het voordeel dat daardoor voor de verzekerde zou ontstaan op de voet van art. 6:100 BW.