Is de uitspraak van rechtbank Noord-Nederland over de verdeling van fosfaatrechten redelijk?

De rechtbank Noord-Nederland heeft een interessante uitspraak gewezen over de verdeling van fosfaatrechten tussen een inschaarder en een uitschaarder van melkvee. De rechtbank oordeelt in deze uitspraak dat het bestuursrechtelijk toekennen op zichzelf niets zegt over wie in civiele verhoudingen de rechten of de waarde van de rechten toekomen. Zonder afwijkende afspraken moeten de fosfaatrechten in beginsel tussen partijen worden verdeeld in evenredigheid met de tijd waarin zij de dieren in 2015 hebben gehouden.

Fosfaatrechten

Feiten en achtergrond

Een melkveehouder en een eigenaar van een stuk grasland waren overeengekomen dat de grondeigenaar tussen 13 juni en 15 oktober 2015 25 pinken van de melkveehouder op zijn gronden zou inscharen. In 2015 werden de dieren dus ongeveer vier maanden door de één en acht maanden door de ander gehouden. Zij hebben geen afspraken gemaakt over de vraag aan wie rechten – zoals de fosfaatrechten – toekomen.

 

Per 1 januari 2018 is het stelsel van fosfaatrechten ingevoerd. Voor de omvang van de toe te kennen fosfaatrechten is bepalend het aantal dieren dat op 2 juli 2015 (de peildatum) werd gehouden. Omdat de fosfaatrechten worden toegekend aan degene die bij de RVO op die datum als houder van het vee stond geregistreerd, zijn de rechten in dit geval toegekend aan de grondeigenaar die op die datum de 25 pinken had ingeschaard.

 

De melkveehouder vorderde in de onderhavige procedure vergoeding van (een deel van) de waarde van de fosfaatrechten.

Oordeel rechtbank

De rechtbank overweegt dat het bestuursrechtelijk toekennen op zichzelf niets zegt over wie in civiele verhoudingen de fosfaatrechten of de waarde daarvan toekomen. In aanmerking genomen dat de fosfaatrechten zijn bedoeld voor het mogen produceren van fosfaat in een heel jaar, ligt het volgens de rechtbank in de rede om de fosfaatrechten voor het hele jaar tussen partijen te verdelen in evenredigheid met de tijd waarin zij de dieren in dat jaar hebben gehouden. De rechtbank verwijst daarbij naar een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter. Een dergelijke verdeling ligt te meer in de rede, aldus de rechtbank, omdat in de onderlinge verhouding tussen partijen de peildatum van 2 juli 2015 willekeurig is en partijen niet vooraf hebben kunnen voorzien dat die datum van beslissende betekenis zou zijn voor het toekennen van rechten die het houden van melkvee zouden beperken. Nu partijen in dit geval geen afwijkende afspraken hebben gemaakt, is de uitkomst dat de inschaarder (de grondeigenaar) verplicht is om 8/12e deel van de fosfaatrechten aan de uitschaarder over te dragen, ondanks het feit dat hij houder was van de dieren op 2 juli 2015.

 

Overigens hoeft de inschaarder in dit geval ‘slechts’ 90% van de waarde van 8/12e deel van de fosfaatrechten te vergoeden. De uitschaarder was intussen namelijk naar Canada geëmigreerd. Gelet daarop had hij de fosfaatrechten (indien die wél aan hem waren toegekend) aan derden moeten verkopen, in welk geval er een generieke korting van 10% zou zijn toegepast.

Eerdere oordelen

Over deze kwestie had de voorzieningenrechter in kort geding al geoordeeld bij vonnis van 14 maart 2018. De voorzieningenrechter had de vorderingen van de uitschaarder nog afgewezen. Sindsdien zijn er echter al wel verschillende uitspraken gewezen in het voordeel van de uitschaarder en in lijn met de uitkomst van deze (bodem)procedure.

Redelijke uitkomst?

De rechtbank overweegt in de onderhavige kwestie dat voor het antwoord op de vraag aan wie de rechten toekomen het niet een kwestie van geluk of pech behoort te zijn dat de wetgever als peildatum 2 juli 2015 heeft gekozen, en niet bijvoorbeeld 2 juni 2015. Daarvoor valt veel te zeggen. Uit de Memorie van Toelichting bij de Meststoffenwet moet echter worden afgeleid dat de wetgever bewust voor dit systeem met een enkele peildatum heeft gekozen (Kamerstukken II 2015/16, 34532, nr. 3, p. 19-20). Het had mijns inziens meer voor de hand gelegen om een ruimere referentieperiode te nemen. Het oordeel van de rechter in onderhavige kwestie komt mij in elk geval redelijk voor.

Anders: opfokovereenkomsten

Tot nog toe is de uitkomst in procedures bij opfokovereenkomsten een andere. De lijn in die procedures is dat de eigenaar van het vee geen aanspraak heeft op overdracht van (de waarde van) de fosfaatrechten, tenzij er andersluidende afspraken zijn gemaakt. Een belangrijk verschil met de situatie bij uitscharing is overigens ook dat bij dergelijke contracten het vee over het algemeen vrijwel het hele jaar door de opfokker wordt gehouden. Verdeling van fosfaatrechten naar evenredigheid van de tijdsduur zou in die kwesties dus ook geen oplossing bieden.

Meer informatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jessica de Roos, E: jessica.deroos@nysingh.nl | T: 088 752 02 37 | M: 06 51 38 50 02.